In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beslagvrije voet van de appellant, die in Duitsland woont. De appellant had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter om een beslagvrije voet vast te stellen, maar dit verzoek was afgewezen. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de bestreden beschikking vernietigd moest worden en dat zijn verzoek alsnog toegewezen moest worden. ING Bank N.V., de geïntimeerde, heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie. Ondanks dat hij een Duitse uitkering en zorgtoeslag ontvangt, heeft hij niet aangetoond dat hij onvoldoende middelen van bestaan heeft. Het hof heeft overwogen dat de appellant vrij was om een nieuw verzoek in te dienen, in plaats van hoger beroep aan te tekenen tegen de eerdere beschikking van de kantonrechter. De vraag of de gewijzigde wetgeving van toepassing was, kon in het midden blijven, omdat de appellant niet voldoende informatie had verstrekt over zijn leefsituatie en inkomsten.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in financiële zaken bij het aanvragen van een beslagvrije voet.