Uitspraak
Procesgang
- een boksbeugel en
- een wapen (wapenstok).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2016, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 maanden. Het gerechtshof had eerder, op 21 mei 2019, het vonnis vernietigd en de straf opgelegd tot 63 maanden. De Hoge Raad heeft echter op 16 februari 2021 de straf verminderd tot 59 maanden en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbeoordeling van de beslissing omtrent de onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen.
Tijdens de zittingen op 30 maart en 18 mei 2021 heeft de raadsman van de verdachte verklaard dat de verdachte afstand doet van de in beslag genomen boksbeugel en wapenstok. De advocaat-generaal heeft verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, gezien het gebrek aan belang bij een inhoudelijk oordeel. Het hof heeft geoordeeld dat, gelet op de afstand van de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen en het ontbreken van enig rechtens te respecteren belang, de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep voor zover dit na de terugwijzing door de Hoge Raad nog aan het hof is voorgelegd.
Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, wat betreft de beslissing over het beslag op de boksbeugel en wapenstok. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters A.R.O. Mooy, P.C. Römer en E. van Die, en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.