ECLI:NL:GHAMS:2021:1844

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
23-000878-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van heroïne met een aanzienlijke hoeveelheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, was betrokken bij de verlengde invoer van bijna 1.300 kilo heroïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 september 2019 in Bergschenhoek, samen met anderen, opzettelijk heroïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De zaak kwam aan het licht na een melding van de Belgische autoriteiten over een schip met een grote hoeveelheid heroïne. De Britse autoriteiten hebben de heroïne in beslag genomen en vervangen door dummy's, waarna een deel van de heroïne weer in de container werd geplaatst en naar Nederland werd vervoerd. De verdachte werd op de plaats van bestemming gezien en had een actieve rol in het transport, wat leidde tot zijn aanhouding. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van de verlengde invoer van heroïne en legde een gevangenisstraf op van 7 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte een onmisbare rol had gespeeld in de invoer en dat de straf moest worden opgelegd met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit was begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000878-20
datum uitspraak: 24 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-997049-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel te Krimpen aan den IJssel.

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 april en 10 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2019 te Bergschenhoek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,58 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Opmerking vooraf
Omwille van de leesbaarheid zal de verdachte in de bewijsoverweging met ‘de verdachte’ of met zijn achternaam ( [verdachte] ) worden aangeduid.
4.2
Feiten en omstandigheden
Op 30 augustus 2019 ontvangt het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) een bericht van de Belgische autoriteiten dat een schip met vermoedelijk een grote hoeveelheid heroïne zal aanmeren in de Antwerpse haven. De heroïne zou zich bevinden in twee, met nummers aangeduide, containers die als bestemming [bedrijf] op Schiphol hebben. Op basis van deze informatie wordt op 2 september 2019 het opsporingsonderzoek 26Astoria gestart. Een dag later ontvangt het LIRC weer een bericht van de Belgische autoriteiten, inhoudende dat het betreffende schip op 30 augustus 2019 de haven van Felixstowe (Groot-Brittannië) heeft aangedaan en dat, na onderzoek daar een dag later, een van de eerder genoemde containers 1.297 kilo heroïne bleek te bevatten. De in een deklading handdoeken verstopte lading heroïne is door de Britse autoriteiten vervangen door dummy’s en een kleine hoeveelheid heroïne is teruggeplaatst in de container, die vervolgens is vervoerd naar de haven van Antwerpen. Op
1 september 2019 wordt de container in Antwerpen gelost, die de dag daarna door [medeverdachte 1] met een vrachtwagen met oplegger wordt opgehaald en vervolgens naar het terrein van ‘ [terrein] ’ (hierna: [terrein] ) in Bergschenhoek wordt gereden.
Een observatieteam ziet de vrachtwagen van [medeverdachte 1] op 2 september 2019 om 11.00 uur [1] bij het terrein van [terrein] arriveren en vijf minuten later dat terrein oprijden. [verdachte] staat een minuut later bij de cabine van de vrachtwagen. De ook daar aanwezige [medeverdachte 2] geeft, terwijl [verdachte] naast hem staat, aanwijzingen aan [medeverdachte 1] . Deze rijdt daarop de vrachtwagen achteruit een doodlopende weg in. [verdachte] wordt dan weer een aantal minuten naast de cabine van de vrachtwagen gezien, gaat dan [terrein] binnen, om even later weer naar buiten te komen en weg te rijden in zijn Volkswagen Caddy. De vrachtwagen rijdt het terrein van [terrein] weer op en wordt vervolgens aan de achterkant van het terrein van [terrein] geparkeerd. Om 11.31 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3] met een [winkel] -tas in zijn hand het terrein van [terrein] op komt lopen. Om 11.49 uur wordt gezien dat de vrachtwagen aan de achterzijde van [terrein] (het hof begrijpt: een loods van [terrein] ) staat geparkeerd, dat de roldeur van de loods open staat en dat de achterdeuren van de oplegger open staan.
Kort hierna gaat de DSI over tot arrestatie van de verdachten. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] worden bij hun arrestatie in de loods van [terrein] achter de geopende container aangetroffen, waar een vorkheftruck met draaiende motor staat. In de loods, rechts naast de roldeur, wordt op de grond een opengesneden dummy-pakketje aangetroffen en een [winkel] -tas, met daarin een plastic tas met handschoenen, tape en stanleymessen. In de [winkel] -tas worden zegels aangetroffen, waarmee containers kunnen worden afgesloten. Deze blijken na onderzoek namaak te zijn, en twee ervan dragen het nummer van het (originele) zegel waarmee de container oorspronkelijk was afgesloten. [verdachte] wordt in zijn auto gevolgd en even later aangehouden.
4.3
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van de opzettelijke (verlengde) invoer van 6,58 gram van een materiaal bevattende heroïne in Nederland.
4.4
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Hij heeft daartoe in de kern aangevoerd dat de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde onvoldoende is gebleken en subsidiair dat de rol van de verdachte van onvoldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Het hof bespreekt de afzonderlijke verweren van de raadsman, voor zover die voor de bewijsvoering relevant zijn, in rubriek 4.5.
4.5
Beoordeling van verweren
4.5.1.
Getuige [getuige]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van getuige [getuige] wisselend en aantoonbaar onjuist zijn en heeft het hof verzocht diens verklaringen, die inhouden dat de verdachte hem had gevraagd of hij zijn heftruck mocht lenen en zijn loods mocht gebruiken om een vrachtwagen te lossen, niet voor het bewijs te bezigen. De raadsman heeft daarbij het voorwaardelijk verzoek gedaan om [getuige] als getuige te horen indien het hof de verklaring van de verdachte, dat hij bij [getuige] een acculader heeft geleend, als ongeloofwaardig ter zijde zou schuiven
ende verklaringen van [getuige] voor het bewijs zou gebruiken.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof wil best aannemen dat de verdachte een acculader bij [getuige] heeft geleend en met dat doel op zondag 1 september 2020 bij [getuige] is langsgegaan. Deze omstandigheid geeft echter geen verklaring voor verdachtes aanwezigheid op het terrein van [terrein] op maandag 2 september 2020 en doet niet af aan de inhoud van de verklaringen van [getuige] . Het hof ziet in hetgeen de verdediging daartoe heeft aangevoerd geen aanleiding om de verklaringen van [getuige] onbetrouwbaar te achten - voor zover de raadsman dat heeft willen betogen - en zal deze voor het bewijs bezigen.
Nu het hof de verklaring van de verdachte dat hij een acculader bij [getuige] heeft geleend niet als ongeloofwaardig terzijde schuift, is niet voldaan aan beide – cumulatieve – voorwaarden van het voorwaardelijke verzoek, zodat dat geen nadere beslissing vergt.
4.5.2.
iPhone 7 – vormverzuim
De raadsman heeft bepleit dat de resultaten van het onderzoek aan de in beslag genomen iPhone 7 van de verdachte, zoals opgenomen in het proces-verbaal met nummer LERAC19003-129 vanaf pagina 197 van het dossier, van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat met het onderzoek aan de iPhone 7 een meer dan beperkte inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en een compleet beeld van zijn leven is ontstaan, zonder de daarvoor benodigde toestemming van de rechter-commissaris. Hierdoor is volgens de raadsman de privacy van de verdachte geschonden en is sprake van strijd met artikel 8 en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), hetgeen volgens de raadsman een onherstelbaar vormverzuim oplevert.
Het hof overweegt het navolgende.
Bij het onderzoeken van de iPhone 7 van de verdachte zijn blijkens het proces-verbaal LERAC19003-127 de data van de SIM-kaart veiliggesteld. Het dossier geeft geen blijk van enige indicatie waaruit
op voorhandkon worden opgemaakt dat het uitlezen van de telefoon een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte teweeg zou brengen. Een machtiging van de rechter-commissaris om de telefoon te doorzoeken was naar het oordeel van het hof in dit geval dan ook niet nodig. Het hof is niettemin van oordeel dat de toestemming van een officier van justitie vereist was voor het onderzoek aan de telefoon en betrekt daarbij dat het onderzoeksteam onder meer een ‘iOS User Word Dictionary’ (hierna ook: het woordenboek), twee audiobestanden en een afbeelding heeft aangetroffen, terwijl die gegevens zich bevonden in een map waarbij in de mappenstructuur de term ‘private’ is opgenomen. Gelet op de aard van deze bestanden en de vindplaats daarvan, is naar het oordeel van het hof sprake van een meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. Nu niet is gebleken dat deze toestemming vooraf door een officier van justitie (of rechter-commissaris) is verleend, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Het hof ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of en zo ja, welke gevolgen aan dit vormverzuim dienen te worden verbonden.
Het hof is van oordeel dat van enig door het verzuim veroorzaakt nadeel voor de verdachte, mede in het licht van de ter terechtzitting door de verdediging gegeven motivering daarvan, niet is gebleken. Daarbij overweegt het hof dat het belang van de verdachte dat het door hem gepleegde strafbare feit niet wordt ontdekt, geen rechtens te respecteren belang vormt dat wordt beschermd door de geschonden bepaling en dus geen nadeel in de zin van artikel 359a, tweede lid, Sv. Het hof zal dan ook volstaan met de constatering van voornoemd vormverzuim.
4.5.3.
iPhone 7 – woordenboek
De raadsman heeft ten aanzien van het woordenboek in de iPhone 7 van de verdachte aangevoerd dat niet blijkt wanneer de daarin aangetroffen termen zijn opgenomen en of dit door de verdachte is ingevoerd.
Het hof overweegt als volgt.
In de iPhone 7 van [verdachte] zijn in het woordenboek termen aangetroffen als: [medeverdachte 1] , containers, douane, heftruck, zwijgrecht, Pakistan en [naam] . De termen in het woordenboek zijn in de
gebruikersmapvan de telefoon aangetroffen, hetgeen erop wijst dat die termen zijn ingevoerd door de gebruiker van de telefoon, althans niet eerder dan dat deze gebruiker de telefoon in gebruik heeft genomen of ingesteld voor gebruik. Voor zover is betoogd dat de telefoon een zogeheten
refurbishedtoestel betreft, en het mogelijk is dat een ander dan de verdachte verantwoordelijk is voor het invoeren van de aangetroffen termen in het woordenboek, overweegt het hof allereerst dat de term
refurbishedin beginsel inhoudt dat een reeds gebruikt toestel wordt gecontroleerd en opgeknapt om aan een nieuwe gebruiker te worden verkocht. Daarbij worden alle data vernietigd en wordt nieuwe software geïnstalleerd. Los daarvan acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat een ander dan de verdachte deze termen in het woordenboek heeft opgenomen, gelet op het nauwe verband van diverse termen met het tenlastegelegde. Dat geldt in het bijzonder voor de vermeldingen van de naam van de chauffeur van het transport, medeverdachte [medeverdachte 1] , en de naam van de toenmalige raadsvrouw van de verdachte, te weten [naam] , die de verdachte als voorkeursadvocaat heeft opgegeven op de dag van zijn aanhouding.
4.5.4.
Wetenschap en opzet
Uit de inhoud van het dossier leidt het hof af dat de verdachte de loods heeft geregeld waar de vrachtwagen, bestuurd door [medeverdachte 1] , kon worden gelost. Ook heeft hij daartoe een heftruck geregeld. Onder de verdachte is een telefoon in beslag genomen en in het woordenboek van die telefoon zijn termen aangetroffen die nauw verband houden met het tenlastegelegde, waarvan het hof, zoals hiervoor overwogen, aanneemt door de verdachte te zijn ingevoerd. De combinatie van die termen, namelijk ‘ [medeverdachte 1] ’, de naam van de bestuurder van de vrachtwagen, ‘Pakistan’, het land van herkomst van het transport, ‘ [naam] ’, de naam van de toenmalige raadsvrouw van de verdachte, en de termen ‘zwijgrecht’, ‘douane’, ‘containers’ en ‘heftruck’, duidt er naar het oordeel van het hof op dat de verdachte zich bezighield met het betreffende transport en daarbij rekening hield met de mogelijkheid te worden aangehouden.
Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat de verdachte wist van de in de container aanwezige heroïne. Hiermee staat naar het oordeel van het hof dan ook vast dat de verdachte opzet heeft gehad op de (verlengde) invoer van de heroïne in Nederland.
4.5.5.
Medeplegen
De raadsman heeft (subsidiair) aangevoerd dat alleen maar kan worden vastgesteld dat de verdachte een loods heeft geregeld ten behoeve van het transport, hetgeen geen bijdrage van voldoende gewicht is om van medeplegen te spreken. Deze bijdrage raakt volgens de raadsman aan medeplichtigheid, en nu dat niet is tenlastegelegd, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt het navolgende.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden kunnen, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend worden geacht voor het bewijs van het tezamen en in vereniging plegen van de verlengde invoer van de heroïne, nu daaruit volgt dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer van de aangehouden medeverdachten en een materiële bijdrage van aanzienlijk gewicht aan die invoer heeft geleverd. De rol van de verdachte bestaat niet alleen uit het vooraf regelen van de loods en de heftruck, maar hij is de bewuste dag ook samen met [medeverdachte 2] ter plaatse als [medeverdachte 1] met de vrachtwagen bij [terrein] aankomt. De verdachte staat naast [medeverdachte 2] als deze aan [medeverdachte 1] aanwijzingen geeft voor het achteruitrijden van de vrachtwagen. Door tussenkomst van de verdachte wordt het toegangshek van het terrein geopend zodat de vrachtwagen naar de loods kan rijden, waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de vrachtwagen hebben gelost. Aan deze ondersteunende en actieve betrokkenheid van de verdachte verbindt het hof de gevolgtrekking dat sprake is van zo nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, dat sprake is van medeplegen.
4.5.6.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van heroïne. De niet los van elkaar te beschouwen handelingen van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] duiden op een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het veiligstellen van de pakketten met heroïne uit de lading handdoeken. Het hof verwerpt de door de verdediging gevoerde tot vrijspraak strekkende verweren en acht het tenlastegelegde medeplegen van de verlengde invoer van 6,58 gram van een materiaal bevattende heroïne bewezen.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 september 2019 te Bergschenhoek, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 6,58 gram van een materiaal bevattende heroïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in de bijlage bij dit arrest zijn vervat.

6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

8.Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Daarbij heeft de advocaat-generaal het hof verzocht rekening te houden met de beoogde hoeveelheid heroïne die door de verdachten zonder tussenkomst van de Britse autoriteiten zou zijn ingevoerd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van acht jaren buiten proportie is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van heroïne in Nederland, door zijn betrokkenheid bij het transport van een deklading handdoeken waarin deze drugs waren verborgen.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, waren de handelingen van de verdachten gezamenlijk erop gericht de pakketten met heroïne uit de deklading handdoeken veilig te stellen. Het bewezenverklaarde medeplegen van de verlengde invoer betreft 6,58 gram van een materiaal bevattende heroïne.
Bij de strafoplegging zal het hof evenwel rekening houden met de beoogde invoer van de grotere hoeveelheid heroïne van bijna 1.300 kilogram, die aanwezig was voorafgaand aan het ingrijpen door de Britse autoriteiten. Dat de verdachte
nietals doel had een geringe hoeveelheid heroïne veilig te stellen, maar wel degelijk rekening hield met een grote hoeveelheid daarvan, leidt het hof af uit de navolgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien:
  • In het woordenboek van de telefoon van [verdachte] zijn, zoals reeds in rubriek 4 is overwogen, termen aangetroffen die zien op de herkomst van de heroïne (Pakistan) en het vervoer in containers;
  • [verdachte] heeft een loods en een vorkheftruck geregeld voor het lossen van een vrachtwagen, welke vorkheftruck bovendien bij de aanhouding van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de loods, met draaiende motor is aangetroffen;
  • [medeverdachte 3] bracht tape, handschoenen, stanleymessen en valse transportzegels naar de loods;
  • Niet is gesteld of gebleken dat de verdachte of zijn medeverdachten op de hoogte waren van de onderschepping van de bijna 1.300 kilogram heroïne door de Britse autoriteiten;
  • Gelet op de handelswaarde die een partij van bijna 1.300 kilogram heroïne vertegenwoordigt – tientallen miljoenen euro – is het onaannemelijk dat de verzenders/eigenaars van de partij deze laten veiligstellen door personen die niet op de hoogte zijn van de omvang van de partij.
Weliswaar is materieel ingezet dat ook benodigd zou zijn indien het zou gaan om het veiligstellen van een (veel) kleinere hoeveelheid aan verdovende middelen, maar uit te sluiten valt dat in dat geval zoveel moeite zou worden gedaan.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het monster van 6,58 gram niet representatief is voor de grotere partij, behoeft dat verweer geen nadere bespreking nu uit de bevindingen van de Britse autoriteiten genoegzaam blijkt dat alle pakketten zijn bemonsterd en na onderzoek bleek dat deze heroïne bevatten.
De door de Britse autoriteiten aangetroffen hoeveelheid heroïne is van zodanige omvang dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en grootschalige handel. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de internationale handel in verdovende middelen en de daarmee gepaard gaande (gebruikers)criminaliteit. Het is algemeen bekend dat heroïne een voor de volksgezondheid zeer schadelijk en verslavend middel is, met alle desastreuze gevolgen van dien. Kennelijk heeft de verdachte zich van deze gevolgen geen rekenschap gegeven en gehandeld uit drang naar geldelijk gewin.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd en hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt bij een gewicht van meer dan 20 kilogram, afhankelijk van de rol die de verdachte bij het strafbare feit heeft gespeeld, een gevangenisstraf voor de duur van vijf of zes jaren genoemd. Nu de in deze zaak beoogde hoeveelheid van bijna 1.300 kilogram voornoemd oriëntatiepunt in aanzienlijke mate overstijgt, acht het hof een gevangenisstraf van een langere duur dan zes jaren aangewezen. Voorts weegt het hof in strafverzwarende zin mee dat de verdachte een onmisbare rol heeft gespeeld bij de (verlengde) invoer van de heroïne, nu hij een loods en heftruck heeft geregeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Beslag

9.1
Verbeurdverklaring (bijkomende straf)
Het onder 1 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen, onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen daarom worden verbeurdverklaard:
  • 1.00 STK Stanleymes (WE014.01.01.001);
  • 1.00 STK Handdoek (rechts) (WE014.01.01.003);
  • 1.00 STK Handdoek (op pakket) (WE014.01.01.004).
9.2
Onttrekking aan het verkeer
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, dat tot het begaan van het onder 1 bewezenverklaarde is vervaardigd of bestemd, zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet:
- 1.00 STK Zegel (WE014.01.02.001).
9.3
Teruggave aan de verdachte
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen aan de verdachte worden geretourneerd, nu zij aan de verdachte toebehoren en niet blijkt van enige betrokkenheid van deze goederen in deze zaak:
  • 1.00 STK Document (diverse papieren) (GR099.02.0l.001);
  • 1.00 STK Tas (Louis Vuitton) (VF446X.01.003);
  • 1.00 STK Audi autosleutel met opschrift [opschrift] (VF446X.02.001);
  • 1.00 STK Sleutelbos (sleutelring met 3 sleutels) (VF446X.02.002);
  • 1.00 STK Sleutelbos (sleutelring met 3 sleutels) (VF446X.02.003);
  • 1.00 STK Sleutelbos (sleutelring met 3 sleutels) VF446X.02.004.
9.4
Overige in beslag genomen goederen
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen waarop door de rechtbank is beslist, overweegt het hof dat de beslissing niet meer ter beoordeling aan het hof voorligt, nu op die goederen blijkens de mededeling van de advocaat-generaal en blijkens een geschrift, te weten een ontvangstbewijs opgemaakt op 15 mei 2020 door Rechercheur 681,
in deze zaakgeen beslag meer rust.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

11.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Stanleymes (WE014.01.01.001);
- 1.00 STK Handdoek (rechts) (WE014.01.01.003);
- 1.00 STK Handdoek (op pakket) (WE014.01.01.004).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Zegel (WE014.01.02.001).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Document (diverse papieren) (GR099.02.0l.001);
- 1.00 STK Tas (Louis Vuitton) (VF446X.01.003);
- 1.00 STK Audi autosleutel met opschrift [opschrift] (VF446X.02.001);
- 1.00 STK Sleutelbos (sleutelring met 3 sleutels) (VF446X.02.002);
- 1.00 STK Sleutelbos (sleutelring met 3 sleutels) (VF446X.02.003);
- 1.00 STK Sleutelbos (sleutelring met 3 sleutels) VF446X.02.004.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.J.J. Schols en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 juni 2021.

Voetnoten

1.Het Activiteiten-journaal van het OT vermeldt dat genoemde tijdstippen dienen te worden gelezen ‘op of omstreeks’.