ECLI:NL:GHAMS:2021:1847

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
23-000880-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen verlengde invoer heroïne en veroordeling voor witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1965, was beschuldigd van het medeplegen van de invoer van heroïne en witwassen. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van heroïne in de container die hij vervoerde. De verdachte had de container opgehaald in Antwerpen en naar een terrein in Bergschenhoek gereden. Tijdens de observatie door de autoriteiten werd hij gezien in de nabijheid van medeverdachten, maar het hof oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de illegale lading. Daarom werd hij vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit van invoer van heroïne. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan witwassen van een bedrag van € 17.300, dat in zijn woning werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat de herkomst van dit geld niet kon worden verklaard uit legale bronnen, waardoor het bewezen werd verklaard dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000880-20
datum uitspraak: 24 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-997047-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1965,
adres: [adres 1].

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 april en 10 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 2 september 2019 te Bergschenhoek, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,58 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.hij op of omstreeks 2 september 2019 te Delft, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) toen en daar, van een of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 17.300,- euro (contant aangetroffen bij de doorzoeking in de woning aan het [adres 2]),
de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van dat/die voorwerp(en) was, en/of
verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

4.Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde

4.1
Opmerking vooraf
Omwille van de leesbaarheid zal de verdachte in de bewijsoverweging met ‘de verdachte’ of met zijn achternaam ([verdachte]) worden aangeduid.
4.2
Feiten en omstandigheden
Op 30 augustus 2019 ontvangt het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) een bericht van de Belgische autoriteiten dat een schip met vermoedelijk een grote hoeveelheid heroïne zal aanmeren in de Antwerpse haven. De heroïne zou zich bevinden in twee, met nummers aangeduide, containers die als bestemming [bedrijf] op Schiphol hebben. Op basis van deze informatie wordt op 2 september 2019 het opsporingsonderzoek 26Astoria gestart. Een dag later ontvangt het LIRC weer een bericht van de Belgische autoriteiten, inhoudende dat het betreffende schip op 30 augustus 2019 de haven van Felixstowe (Groot-Brittannië) heeft aangedaan en dat, na onderzoek daar een dag later, een van de eerder genoemde containers 1.297 kilo heroïne bleek te bevatten. De in een deklading handdoeken verstopte lading heroïne is door de Britse autoriteiten vervangen door dummy’s en een kleine hoeveelheid heroïne is teruggeplaatst in de container, die vervolgens is vervoerd naar de haven van Antwerpen. Op 1 september 2019 wordt de container in Antwerpen gelost, die de dag daarna door [verdachte] met een vrachtwagen met oplegger wordt opgehaald en vervolgens naar het terrein van ‘[terrein]’ (hierna: [terrein]) in Bergschenhoek wordt gereden.
Een observatieteam ziet de vrachtwagen van [verdachte] op 2 september 2019 om 11.00 uur [1] bij het terrein van [terrein] arriveren en vijf minuten later dat terrein oprijden. [medeverdachte 1] staat een minuut later bij de cabine van de vrachtwagen. De ook daar aanwezige [medeverdachte 2] geeft, terwijl [medeverdachte 1] naast hem staat, aanwijzingen aan [verdachte]. Deze rijdt daarop de vrachtwagen achteruit een doodlopende weg in. [medeverdachte 1] wordt dan weer een aantal minuten naast de cabine van de vrachtwagen gezien, gaat dan [terrein] binnen, om even later weer naar buiten te komen en weg te rijden in zijn Volkswagen Caddy. De vrachtwagen rijdt het terrein van [terrein] weer op en wordt vervolgens aan de achterkant van het terrein van [terrein] geparkeerd. Om 11.31 uur wordt gezien dat [medeverdachte 3] met een [winkel]-tas in zijn hand het terrein van [terrein] op komt lopen. Om 11.49 uur wordt gezien dat de vrachtwagen aan de achterzijde van [terrein] (het hof begrijpt: een loods van [terrein]) staat geparkeerd, dat de roldeur van de loods open staat en dat de achterdeuren van de oplegger open staan.
Kort hierna gaat de DSI over tot arrestatie van de verdachten. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] worden bij hun arrestatie in de loods van [terrein] achter de geopende container aangetroffen, waar een vorkheftruck met draaiende motor staat. In de loods, rechts naast de roldeur, wordt op de grond een opengesneden dummy-pakketje aangetroffen en een [winkel]-tas, met daarin een plastic tas met handschoenen, tape en stanleymessen. In de [winkel]-tas worden zegels aangetroffen, waarmee containers kunnen worden afgesloten. Deze blijken na onderzoek namaak te zijn, en twee ervan dragen het nummer van het (originele) zegel waarmee de container oorspronkelijk was afgesloten. [medeverdachte 1] wordt in zijn auto gevolgd en even later aangehouden.
Na de aanhouding van [verdachte] wordt de woning waar hij destijds verbleef, op het adres [adres 2], doorzocht. Tijdens die doorzoeking worden twee contante geldbedragen aangetroffen, totaal € 17.300.
4.3
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 aan de verdachte tenlastegelegde invoer van heroïne in vereniging, nu het bewijs daartoe reden geeft. Hij heeft – kort samengevat – aangevoerd dat verdachtes alternatieve scenario, dat hij telefonisch op de hoogte is gebracht van een andere bestemming van de container dan vermeld in de vrachtbrief, niet aannemelijk is geworden of gemaakt en dat zijn naam voorkomt in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1]. Daar komt bij dat een partij heroïne ter waarde van tientallen miljoenen euro niet aan iemand zal worden meegegeven die daarmee niet vertrouwd wordt en dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van een Opiumwetdelict. Dat alles in onderling verband bezien, maakt dat de verdachte met een voornoemde redengevendheid ontzenuwende verklaring moet komen maar dat heeft hij in twee instanties niet gedaan. Er is derhalve wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte] wetenschap had van de heroïne, aldus de advocaat-generaal.
4.4
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets wist van de heroïne die in de door hem vervoerde container werd aangetroffen. Hij heeft betoogd dat hij slechts een container heeft opgehaald in Antwerpen en deze naar het adres heeft gebracht dat telefonisch tijdens de rit uit Antwerpen werd gewijzigd, hetgeen vaker voorkomt.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat het telefonisch wijzigen van een bestemming niet ongebruikelijk is en dat een reden werd gegeven voor die wijziging. In Bergschenhoek heeft de verdachte contact gehad met personen omdat er auto’s in de weg stonden waardoor hij niet het terrein op kon draaien met de vrachtwagencombinatie. De verdachte is niet aanwezig geweest bij het lossen van de container of het opensnijden van pakketjes en er is geen verband tussen hem en de in de loods aangetroffen handschoenen, messen, tape en zegels. De verdachte heeft, samengevat, een rit uitgevoerd die past binnen zijn reguliere werk als vrachtwagenchauffeur en er waren geen omstandigheden waaruit hij moest afleiden dat sprake was van een bijzondere situatie. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van de invoer van heroïne, aldus de raadsvrouw.
4.5
Beoordeling door het hof
De verdachte is de chauffeur geweest van de vrachtwagen die de container met daarin de dummy-pakketten en een kleine hoeveelheid heroïne vanuit Antwerpen naar de loods in Bergschenhoek heeft gereden, waar de medeverdachten een deel van de lading hebben gelost. Dat de verdachte een (fysieke) bijdrage heeft geleverd aan de invoer van de heroïne, staat derhalve voldoende vast.
Het hof ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of de verdachte wetenschap heeft gehad van de in de container aanwezige heroïne. Daartoe dient te worden beoordeeld of de door hem verrichte handelingen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, voldoende redengevend zijn voor het bewijs dat de verdachte weet moet hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en als medepleger betrokken is bij de (verlengde) invoer ervan. Vervolgens ligt de vraag voor of de verdachte een zodanig ontzenuwende verklaring voor de redengevendheid van het bewijs heeft gegeven dat de indruk, dat hij wist of moest weten van de verboden activiteit, wordt weggenomen.
Het hof stelt vast dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij de wijze waarop de verdachte zijn opdrachten kreeg. Of de planner van de ritten die de verdachte in zijn verklaringen heeft genoemd, daadwerkelijk bestaat, is niet vastgesteld. Evenmin is vastgesteld dat ene [naam 1], die voor de verdachte ritten zou regelen en die hem op 2 september 2019 de gewijzigde bestemming zou hebben opgegeven, werkelijk bestaat. Daar staat tegenover dat uit het onderzoek, zoals daarvan blijkt uit het dossier, niet is gebleken dat de verdachte die dag, onderweg vanuit Antwerpen, geen contact heeft gehad met anderen. De verdachte en zijn raadsvrouw hebben betoogd dat het op het laatste moment (telefonisch) wijzigen van een bestemming niet ongebruikelijk is.
Uit de waarnemingen ten tijde van de observatie blijkt niet dat de verdachte bij het lossen van de container aanwezig is geweest of ten tijde van het lossen en het opensnijden van een daaruit gelost dummy-pakket aanwezig was in de loods. De verdachte heeft gesteld dat hij op dat moment in de cabine van de vrachtwagen zat. Het dossier biedt op dit punt geen uitsluitsel: in het dossier wordt enerzijds vermeld dat de verdachte in de loods is aangehouden, en anderzijds dat de verdachte “op het perceel” is aangehouden. De stelling van de verdachte dat hij zich ten tijde van het lossen en de aanhouding in de cabine bevond, kan derhalve niet worden weerlegd door de inhoud van bewijsmiddelen.
Nu niet kan blijken dat de verdachte bij het lossen van de container en het openmaken van de pakketten aanwezig is geweest en de overige door de verdachte verrichte activiteiten niet duiden op andere betrokkenheid dan het vervoeren van de container, biedt het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte wetenschap had of moet hebben gehad van de illegale lading van de container. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk, samen met anderen een hoeveelheid heroïne heeft ingevoerd in Nederland, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.

5.Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

5.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de woning van de toenmalige partner van de verdachte aangetroffen contante geldbedrag niet de legale herkomst kan hebben als in het alternatieve scenario door de verdediging is geschetst. In het onderzoek zijn gegevens verzameld en die worden onvoldoende weerlegd door de (in eerste aanleg) gepresenteerde, maar niet onderbouwde, althans niet op concrete en verifieerbare gegevens gestoelde lezing van de verdediging. Het aan de verdachte ten laste gelegde witwassen van € 17.300 acht het openbaar ministerie derhalve wettig en overtuigend bewezen.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van dit feit bepleit. Zij heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat het in de woning van mevrouw [naam 2], destijds de vriendin van de verdachte, aangetroffen geldbedrag kan worden verklaard door inkomsten uit legale bronnen, te weten de Ziektewet-uitkering die de verdachte een aantal maanden ontving, het bedrag dat aan hem is uitgekeerd in het kader van de vaststellingsovereenkomst bij beëindiging van een dienstbetrekking en de aan hem contant uitbetaalde bedragen voor de door hem als chauffeur gereden ritten, van een hogere frequentie dan op grond van zijn verklaring wordt aangenomen. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing in hoger beroep een aantal stukken overgelegd.
Voorts moet volgens de verdediging rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de verdachte geen vaste lasten had en een regeling was getroffen met betrekking tot zijn schuld bij de bank. Er is bovendien geen gronddelict vastgesteld. Gelet op dit alles kan niet worden uitgesloten dat het aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft, aldus de raadsvrouw.
5.3
Beoordeling door het hof
Vast staat dat in de slaapkamer van de woning, waar de verdachte ten tijde van zijn aanhouding verbleef, een bedrag van € 12.100 en in een tasje een bedrag van € 5.200 is aangetroffen. Uit de verklaring van de toenmalige vriendin van de verdachte valt af te leiden dat deze bedragen aan de verdachte toebehoorden, hetgeen bevestiging vindt in hetgeen door de raadsvrouw ter terechtzitting van 20 februari 2020 naar voren is gebracht.
Om in dit geval tot bewezenverklaring van witwassen te komen, moet worden vastgesteld dat het op grond van vastgestelde omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is. Gelet op hetgeen door de verdediging is aangevoerd, ziet het hof zich gesteld voor de vraag of dit contant aangetroffen geld kan worden verklaard uit legale bronnen. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Uit de door de verdediging overgelegde vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat zijn voormalig werkgever aan de verdachte een beëindigingsvergoeding van
€ 10.500 (bruto) zal voldoen ter gelegenheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per
1 september 2018. Daar de verdachte rond die tijd gedetineerd was, is niet aannemelijk dat hij andere (legale) inkomsten (uit arbeid) heeft genoten in die periode.
Aan de verdachte zijn inkomsten toegevloeid op grond van een aan hem verstrekte Ziektewet-uitkering en partieel nog uit loon. Uit het dossier blijkt dat bij onderzoek is vastgesteld dat de verdachte in 2019 een bedrag van € 9.206 heeft ontvangen, waarvan € 9.102 aan uitkeringen van het UWV. Uit dat financiële onderzoek blijkt voorts dat de bankrekeningen van de verdachte een negatief saldo van € 42 vertoonden en dat er een schuld was geregistreerd met een debetsaldo van € 24.526.
Hieruit volgt dat de verdachte een verifieerbaar bedrag van € 19.706 aan inkomsten heeft genoten in een periode van (ongeveer) een jaar voor zijn aanhouding. Indien wordt uitgegaan van het verifieerbare inkomen van € 19.706 minus het aangetroffen bedrag van € 17.300, resteert een bedrag van
€ 2.406. Van dat bedrag – waarbij nog geen rekening is gehouden met de over het bedrag van de vaststellingsovereenkomst verschuldigde belasting – heeft de verdachte een jaar in zijn levensonderhoud moeten voorzien, zijn verzekeringspremie(s) moeten voldoen en andere vaste lasten moeten betalen. Een deel van dat jaar heeft hij zijn lening moeten aflossen en een gedeelte van die tijd heeft hij de huur voor zijn vrachtwagen moeten betalen. Uit hetgeen de verdachte heeft verklaard, blijkt immers dat de vrachtwagen gehuurd was en dat de lening pas enige tijd na zijn detentie “bevroren” is. Het is evident dat het voor de verdachte niet mogelijk is geweest om al deze kosten van ongeveer € 200 per maand te voldoen, ook indien de verdachte, zoals hij heeft gesteld, inwoonde bij zijn dochter en zijn vriendin.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de (noodzakelijke) uitgaven die de verdachte maakte, kunnen worden gedekt door zijn incidentele inkomsten uit ritten als chauffeur, zoals de verdediging heeft betoogd. Van die inkomsten is geen bewijs overgelegd, zodat zowel de frequentie als de hoogte van de verdiende bedragen niet objectief kunnen wordt vastgesteld. Uitgaande van de verklaring van de verdachte en rekening houdend met enige tijd die hij in detentie doorbracht, moet het ervoor worden gehouden dat ook met incidentele bedragen van (naar zeggen van de verdachte) € 100 per rit, geen steekhoudende verklaring wordt gegeven.
Resumerend stelt het hof vast dat het aangetroffen en in beslag genomen bedrag van € 17.300 niet kan worden verklaard uit de legale inkomsten, waarvan is gebleken. Ook indien rekening wordt gehouden met incidentele inkomsten uit ritten – terwijl de verdachte een uitkering op grond van de Ziektewet genoot – is het bedrag niet te verklaren als “spaargeld” zoals de verdachte heeft verklaard. Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 3 tenlastegelegde.

6.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 2 september 2019 te Delft zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij toen en daar, een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal 17.300 euro (contant aangetroffen bij de doorzoeking in de woning aan het [adres 2]) voorhanden gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in de bijlage bij dit arrest zijn vervat.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

9.Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld voor het onder 1 en 3 bewezenverklaarde en hem ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van zeven jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke situatie van de verdachte en een andere straf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een bedrag van € 17.300. Het voorhanden hebben van geld dat afkomstig is uit misdrijf vormt een bedreiging voor het financiële en economische verkeer. Kennelijk heeft de verdachte zich met zijn handelen slechts laten leiden door financieel gewin, hetgeen het hof de verdachte aanrekent.
Gelet op het voorgaande en het feit dat de verdachte eerder wegens misdrijven is veroordeeld, waar onder in 2017 tot 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraudedelicten, waar bij een fraudebedrag van € 10.000 tot € 70.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden wordt genoemd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

10.Beslag

10.1
Verbeurdverklaring (bijkomende straf)
Het onder 3 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard:
  • Geld Euro € 12.100 (LO026.01.01.001);
  • Geld Euro € 5.200 (LO026.01.01.002).
10.2
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 1 tenlastegelegde misdrijf, de deelname waaraan de verdachte wordt vrijgesproken, is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Deze voorwerpen zullen met toepassing van het bepaalde in artikel 36b, eerste lid onder 3, Sr aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet:
  • 1.00 STK Heroïne (plastic koker met heroïne) (MRKU25.01.01.001);
  • 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.002);
  • 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.003);
  • 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.004);
  • 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.005).
10.3
Teruggave aan de verdachte
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen aan de verdachte worden geretourneerd, nu zij aan de verdachte toebehoren en niet blijkt van enige betrokkenheid van deze goederen in deze zaak:
  • 1.00 STK Niet te definiëren goederen (SATELLIC OBU 1379+; (000410001579007)) (85BFN9.01);
  • 1.00 STK USB-stick (memorykaart) kleur: roze (85BFN9.02);
  • Geld Euro (30 x € 10; 20 x € 20) € 700 ([nummer]);
  • 1.00 STK Document; papieren (OK55LP.01.02.004);
  • 1.00 STK Document; vrachtbrief (OK55LP.01.04.001);
  • 1.00 STK Administratie; div. adm. bescheiden (WE007.02.01.001).
10.4
Overige in beslag genomen goederen
Ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen waarop door de rechtbank is beslist, overweegt het hof dat de beslissing niet meer ter beoordeling aan het hof voorligt, nu op die goederen blijkens de mededeling van de advocaat-generaal en blijkens een geschrift, te weten een ontvangstbewijs opgemaakt op 15 mei 2020 door Rechercheur 681,
in deze zaakgeen beslag meer rust.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Geld Euro € 12.100 (LO026.01.01.001);
- Geld Euro € 5.200 (LO026.01.01.002).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Heroïne (plastic koker met heroïne) (MRKU25.01.01.001);
- 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.002);
- 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.003);
- 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.004);
- 1.00 STK Niet te definiëren goederen; zwart getaped pakket (MRKU25.01.01.005).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Niet te definiëren goederen (SATELLIC OBU 1379+; (000410001579007)) (85BFN9.01);
- 1.00 STK USB-stick (memorykaart) kleur: roze (85BFN9.02);
- Geld Euro (30 x € 10; 20 x € 20) € 700 ([nummer]);
- 1.00 STK Document; papieren (OK55LP.01.02.004);
- 1.00 STK Document; vrachtbrief (OK55LP.01.04.001);
- 1.00 STK Administratie; div. adm. bescheiden (WE007.02.01.001).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.J.J. Schols en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 juni 2021.

Voetnoten

1.Het Activiteiten-journaal van het OT vermeldt dat genoemde tijdstippen dienen te worden gelezen ‘op of omstreeks’.