Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.De vader heeft [kind] erkend.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin haar gezag over het kind was beëindigd. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze beëindiging, omdat het kind in zijn ontwikkeling ernstig werd bedreigd en de moeder niet in staat werd geacht om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden niet in staat is gebleken een veilige opvoedingsomgeving te creëren, en dat er sprake is van een chronische posttraumatische stressstoornis bij de moeder, die haar functioneren als ouder belemmert. Het hof heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van het kind in het pleeggezin en de zorgen over de veiligheid van het kind in de thuissituatie van de moeder. De moeder heeft betoogd dat zij in staat is om voor het kind te zorgen, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen perspectief is op terugplaatsing bij de moeder binnen een aanvaardbare termijn. Het hof heeft het verzoek van de moeder om een contra-expertise afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee de beëindiging van het gezag over het kind is bevestigd.