ECLI:NL:GHAMS:2021:1984

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
200.284.588/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag curator en benoeming opvolgend curator in curatelezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de dochter van de curandus tot ontslag van de huidige curator en benoeming van een opvolgend curator. De curandus, geboren in 1956, lijdt aan juveniele dementie en is onder curatele gesteld sinds 2010. De dochter, die eerder curator was, heeft in 2018 haar functie verloren en de huidige curator is benoemd. De dochter heeft herhaaldelijk verzocht om het ontslag van de curator, omdat zij meent dat de zorg voor haar moeder tekortschiet en er een gebrek aan vertrouwen is tussen haar en de curator. Het hof heeft vastgesteld dat de dochter gerechtigd is om het verzoek in te dienen, maar heeft de curandus niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. Het hof oordeelt dat de curator zijn taak naar behoren heeft uitgevoerd en dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. De beslissing van de kantonrechter om het verzoek van de dochter af te wijzen, is bekrachtigd. Het hof heeft benadrukt dat een verbetering van de communicatie tussen de dochter en de curator wenselijk is, maar dat dit niet leidt tot ontslag van de curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.284.588/01
zaaknummer rechtbank: : 8470375 EB VERZ 20-5600 (CB132588)
beschikking van de meervoudige kamer van 29 juni 2021 in de zaak van

1.[verzoekster 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de curandus alsook de moeder,

2.[verzoekster 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de dochter alsook verzoekster 2;
verzoeksters in hoger beroep,
advocaat: mr. I.P. van Rossen te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap Zorg & Wonen B.V.
gevestigd te Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de curator,
advocaat: mr. M.J. Drost te Leusden.
Als informant in deze zaak is aangemerkt:
- [X] als beoogd opvolgend curator.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 17 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Verzoeksters zijn op 16 oktober 2020 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De curator heeft op 30 november 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van verzoeksters van 8 maart 2021 met bijlagen, ingekomen op 9 maart 2021.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 19 maart 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de dochter, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [A] en mevrouw [B] namens de curator, bijgestaan door hun advocaat;
- [X] .

3.De feiten

3.1
De curandus is geboren [in] 1956 te Aruba, Nederlandse Antillen. De curandus is de moeder van verzoekster 2 en is op 48-jarige leeftijd gediagnosticeerd met juveniele dementie (Alzheimer).
3.2
Bij beschikking van 7 december 2010 heeft de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, de curandus onder curatele gesteld als gevolg van haar geestelijke toestand, met benoeming van de dochter tot curator.
3.3
Sinds 26 maart 2015 beschikt de curandus over een indicatie op grond van de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ).
3.4
Op 15 juli 2018 heeft zich een incident voorgedaan in de woning van de heer [Y] (de ex-echtgenoot van de curandus en tevens de vader van verzoekster 2.) In de woning heeft de politie de curandus aangetroffen onder zorgelijke omstandigheden. De curandus is daarop met spoed opgenomen in verpleeg- en revalidatiecentrum [het verpleeghuis] te [plaats A] .
3.5
Bij tussenbeschikking van 11 september 2018, bekrachtigd bij beschikking van 7 december 2018, is de dochter met ingang van die datum ontslagen als curator over de curandus en is de huidige curator benoemd tot opvolgend curator.
3.6
Op 27 februari 2019 is de curandus verhuisd naar zorginstelling [de zorginstelling] te [plaats A] .
3.7
Bij verzoekschrift van 10 maart 2019 heeft de dochter de kantonrechter verzocht om ontslag van de huidige curator. Bij brief van 2 april 2019 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van verzoeksters tot ontslag van de huidige curator en tot herbenoeming van de dochter dan wel tot benoeming van [X] tot opvolgend curator afgewezen.
4.2
Verzoeksters verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek alsnog toe te wijzen. In aanvulling op het inleidende verzoek verzoeken verzoeksters meer subsidiair een andere professionele curator te benoemen.
4.3
De curator heeft verweer gevoerd en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan de orde is het verzoek van de curandus en haar dochter tot ontslag van de huidige curator en tot benoeming van een opvolgend curator.
5.2
Op grond van artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de rechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
5.3
De curator stelt dat de curandus in de onderhavige procedure ten onrechte als appellant is aangemerkt, nu zij door haar ziekte al lange tijd niet meer in staat is haar wil te bepalen en te verklaren. Het is niet mogelijk dat de curandus opdracht heeft gegeven voor deze gerechtelijke procedure. De dochter is de partij die de procedure heeft geëntameerd, aldus de curator. De dochter erkent dat de curandus niet in staat is haar mening kenbaar te maken. Zij stelt zich echter op het standpunt dat zij als familielid in de eerste graad kan worden ontvangen in het verzoek en dat zij opkomt voor de belangen van haar moeder ter zake de geleverde zorg, nu haar moeder dit zelf niet kan.
5.4
Het hof is van oordeel dat uit artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d BW volgt dat de dochter gerechtigd is het ontslag van de curator te verzoeken, nu zij als bloedverwant in de rechte lijn valt onder de kring van personen die gerechtigd is de curatele te verzoeken op grond van artikel 1:379 BW. De dochter kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek.
De vraag of de curandus ontvankelijk is, beantwoordt het hof daarentegen ontkennend. Weliswaar volgt uit artikel 1:381 lid 6 BW dat in zaken van curatele de curandus bekwaam is in rechte op te treden en tegen een uitspraak beroep in te stellen, maar in het licht van het gemotiveerde bezwaar van de curator, de erkenning van de dochter dat haar moeder niet in staat is haar mening kenbaar te maken en van hetgeen uit de gedingstukken blijkt, is naar het oordeel van het hof niet gesteld of gebleken dat de curandus tot een redelijke waardering van haar bij dit conflict betrokken belangen in staat is, dan wel dat zij contact heeft gehad met mr. Van Rossen en hem opdracht tot de onderhavige procedure heeft gegeven of dat zij anderszins klachten heeft geuit over de curator dan wel over haar verzorging en verpleging. Het hof zal de curandus dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
5.5
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van gewichtige redenen die tot het ontslag van de huidige curator dienen te leiden. Bij de beantwoording van die vraag staat het belang van de curandus voorop.
5.6
De dochter betoogt dat de kantonrechter ten onrechte het inleidende verzoek tot ontslag van de curator heeft afgewezen en voert daartoe het volgende aan. Tussen de dochter en de curator ontbreekt vertrouwen. Al sinds zijn aanstelling informeert de curator de dochter niet, treedt hij niet in overleg met de dochter en neemt hij beslissingen zonder raadpleging van de dochter. Uit de parlementaire geschiedenis van de artikelen 1:381 lid 4 in samenhang met artikel 1:454 BW volgt dat indien de verstandhouding tussen de curandus en de curator ernstig is verstoord, dan wel een minimum aan vertrouwen ontbreekt, er sprake kan zijn van een gewichtige reden voor ontslag. De dochter stelt zich op het standpunt dat nu zij het vertrouwen in de curator heeft verloren, er vanuit het belang van de curandus sprake is van een gewichtige reden voor ontslag van de curator. Sinds het ontslag van de dochter als curator is de curandus al twee keer van leefomgeving veranderd, zonder dat de dochter in die beslissing is gekend of daarover is geïnformeerd. Daarnaast hebben zich in de afgelopen twee jaar diverse incidenten voorgedaan, waarbij de zorg voor de curandus ernstig tekort is geschoten en de curator dit niet (tijdig) heeft opgemerkt. De curandus is zelf niet meer in staat zich te uiten over de geleverde zorg. De dochter is dat echter wel en doet dat, namens haar moeder, zorgvuldig en onderbouwd met documenten, foto’s en gesprekken. De curator reageert vervolgens met stellingen die op geen enkele wijze zijn onderbouwd, voor de dochter niet verifieerbaar zijn en bovendien aantoonbaar onjuist. Het contact tussen de dochter en het zorgpersoneel wordt door de voortdurende vijandige mededelingen en aanwijzingen van de curator ernstig op de proef gesteld. De curator vergewist zich niet van de situatie waarin de curandus zich bevindt en zoekt uitsluitend bevestiging van eigen standpunten zonder adequaat onderzoek te verrichten. De curator ontbeert een proactieve houding met betrekking tot ‘de vinger aan de pols’. Daarnaast weigert de curator de dochter inzage te geven in de rekening en verantwoording van de gevoerde curatele met een beroep op het feit dat rekening en verantwoording wordt afgelegd tegenover de kantonrechter. De weigering is indicatief voor de wijze waarop de curator bij voortduring tracht de dochter buiten de zorg voor en het vermogen van haar moeder te houden. De standpunten van de curator zien bijna alle op schending van het family life van de familie [de familie] zonder enige uitleg, toelichting of verantwoording. De dochter meent dat de repressieve uitvoering van de curatele de curandus benadeelt in het verkrijgen van de juiste zorg. Iedere observatie die de dochter, en overigens ook anderen, melden over de zorg aan de moeder ontvangt de curator met wantrouwen en hij beantwoordt deze reflexmatig met ontkenning. Voor een adequate uitvoering van de curatele is het noodzakelijk dat een andere curator, bij voorkeur de dochter, maar in ieder geval een andere curator, de beslissingen over de zorg van de moeder gaat nemen, aldus de dochter.
5.7
De curator betoogt dat de kantonrechter op goede gronden het inleidende verzoek heeft afgewezen. De belangen van de curandus worden adequaat behartigd. Er is geen sprake van een gewichtige reden om de curator te ontslaan en te vervangen. De curandus ontvangt passende zorg in [de zorginstelling] en naar omstandigheden gaat het goed met haar.
Bij de eerste verhuizing van de curandus is de curator niet betrokken geweest. De tweede verhuizing is een weloverwogen besluit van de curator geweest in samenspraak met de behandelend medici van de curandus. De dochter is daarover wel degelijk geïnformeerd door de curator. De curator heeft de klachten van de dochter over de zorgverlening steeds serieus genomen en met de betreffende zorginstelling gedeeld. De dochter is daarover eveneens door de curator geïnformeerd. De curator heeft de antwoorden aan de dochter gemotiveerd en onderbouwd op basis van wat de behandelaars van de curandus over haar situatie hebben verteld. De curator heeft het verpleeghuis geen mededelingen gedaan of aanwijzingen gegeven over de dochter. De relatie tussen het verpleeghuis en de dochter is kennelijk verstoord geraakt, door verschillende incidenten tussen het verplegend personeel en de dochter. De dochter heeft daarover ook klachten ingediend bij het verpleeghuis.
De curator bezoekt de curandus regelmatig. Daarbij is van belang dat de curandus verblijft in een verpleeghuis waar zij 24 uur per dag en zeven dagen per week intensieve zorg ontvangt. Om die reden heeft de curator regelmatig contact met het verpleeghuis.
De curator heeft de dochter niet de rekening en verantwoording geweigerd. Als daartoe noodzaak bestaat, dan krijgt de dochter inzage.
De curator herkent zich niet in de kritiek van de dochter. Uit de door de dochter overlegde correspondentie komt juist een heel ander beeld naar voren. De curator stelt zich namelijk neutraal en professioneel op tegenover de vele klachten van de dochter.
De kantonrechter heeft de dochter in 2018 ontslagen als curator omdat “
aan de hand van het verloop van de procedure is gebleken dat [verzoekster 2] onvoldoende de belangen van de curandus heeft behartigd en herhaaldelijk laat blijken dat zij haar aandeel in de situatie van de curandus onvoldoende inziet”. Dit oordeel staat vast. De houding en handelswijze van de dochter is nadien ook niet veranderd, zoals blijkt uit de aanhoudende strijd die de dochter voert tegen de personen en instellingen die met de zorg voor de curandus zijn belast.
Nog voor de benoeming van de curator is door deskundigen onderzocht of de curandus zou kunnen terugkeren naar huis. De deskundigen hebben dat nadrukkelijk afgeraden. De curator heeft daarna in overleg met deskundigen besloten om de curandus te verhuizen naar [de zorginstelling] . Terugkeer naar huis was ook toen geen optie. De curator vindt het zorgelijk en onbegrijpelijk dat de dochter het doet voorkomen alsof er een kans is dat de curandus weer ‘naar huis’ zou kunnen. Dat is namelijk niet de situatie.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep naar voren is gekomen is het volgende gebleken. Bij beschikking van 7 december 2010 heeft de kantonrechter de curandus onder curatele gesteld als gevolg van haar geestelijke toestand, met benoeming van de dochter tot curator. Op 15 juli 2018 is de curandus met spoed opgenomen in verpleeg- en revalidatiecentrum [het verpleeghuis] te [plaats A] . Tot die tijd woonde de curandus thuis en werd zij verzorgd door haar (inwonende) dochter. Op verzoek van medewerkers verbonden aan [het verpleeghuis] is de dochter ontslagen uit de functie van curator en is de huidige curator benoemd tot opvolgend curator. Het verzoek van de dochter de benoeming van de huidige curator niet te verlengen en haar te herbenoemen als curator (eventueel met medebenoeming van een andere professionele curator) heeft de kantonrechter bij beschikking van 7 december 2018 afgewezen.
Op 27 februari 2019 is de curandus verhuisd naar zorginstelling [de zorginstelling] in [plaats A] . [de zorginstelling] is een beschermde woon- en leefomgeving, speciaal voor (jonge) mensen met dementie. Op 10 maart 2019 heeft de dochter de kantonrechter om het ontslag van de huidige curator verzocht. Dit verzoek is op 2 april 2019 afgewezen. Vervolgens is op 22 april 2020 het inleidende verzoek dat tot de bestreden beschikking heeft geleid, aanhangig gemaakt.
5.9
In de onderhavige zaak is bij het hof het beeld ontstaan van een zeer betrokken dochter, die zich nog altijd niet kan vinden in de (spoed)opname van haar moeder in [het verpleeghuis] in 2018. Het hof kan zich voorstellen dat het voor de dochter moeilijk moet zijn (geweest) om de zorg voor haar moeder op die manier uit handen te (moeten) geven en dat zij nog altijd de wens heeft om zelf voor haar moeder te zorgen – zoals de curator stelt – acht het hof dan ook invoelbaar. Vervolgens is de dochter ontslagen als curator van haar moeder en is de huidige curator degene die voortaan de beslissingen neemt voor haar moeder. Dat deze omstandigheden de verhouding tussen de dochter en de curator hebben gekleurd, moge duidelijk zijn. Tussen de dochter en de curator is vrij snel na diens aanstelling een verschil van mening ontstaan over de kwaliteit van de zorg die de curandus ontvangt.
De dochter is van mening dat de zorg voor haar moeder sinds haar verblijf in een zorginstelling zodanig is tekortgeschoten en nog steeds tekortschiet dat zij aan gezondheid en conditie heeft ingeboet en (onder dwang) allerlei medicatie krijgt toegediend, terwijl dit niet nodig was toen haar moeder nog thuis woonde. De dochter zou graag zien dat haar moeder verhuist naar woonzorgboerderij [de woonzorgboerderij] in [plaats B] , een zorginstelling waarvan haar moeder destijds ook heeft aangegeven daar graag te willen wonen, waar zij al sinds 2015 op de wachtlijst staat en waar nu een plek vrij is. De curator is een andere mening toegedaan. De curator meent dat de curandus haar plek heeft gevonden bij [de zorginstelling] , dat zij daar de zorg ontvangt die zij nodig heeft en dat een verhuizing te ingrijpend voor haar is. Dit meningsverschil heeft ertoe geleid dat de dochter thans voor een tweede keer verzoekt om het ontslag van de huidige curator. De dochter voelt zich niet gehoord in haar klachten over de zorg voor haar moeder, terwijl de curator aangeeft deze te bespreken met de instelling en de dochter daarover te informeren.
De vraag die het hof dient te beantwoorden is of het door de dochter gestelde gebrek aan vertrouwen en daarmee verstoorde verhouding tussen de dochter en de curator een gewichtige reden oplevert, die moet leiden tot het ontslag van de curator. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de curator zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd. In tegenstelling tot hetgeen de dochter stelt, is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat sprake is van gemankeerde en/of tekortschietende zorg voor de curandus. De curator heeft gemotiveerd gesteld en onderbouwd dat de curandus aanvankelijk angstig en gesloten was, maar dat zij nu rustig, vriendelijk en aanspreekbaar is en dat zij gewend en gehecht is geraakt aan haar woonplek en het verzorgend personeel. Uit de e-mail van 14 december 2020 van de curator blijkt dat in het multidisciplinair overleg (MDO) van 8 december 2020 de mogelijkheid van een verhuizing naar [de woonzorgboerderij] is besproken en dat de bij het MDO aanwezige artsen (de huisarts en de psycholoog) een verhuizing nadrukkelijk hebben afgeraden, omdat de verwachting is dat dit een nadelig effect zal hebben op het functioneren en welbevinden van de curandus. Uit deze e-mail blijkt tevens dat de conditie van de curandus achteruit gaat ten gevolge van de progressieve ziekte waaraan zij lijdt. Zo kan de curandus steeds minder, zit zij veel meer dan voorheen, gaat zij niet meer op eigen initiatief wandelen en geeft zij ook niet op eigen initiatief aan dat zij dit zou willen. De curandus kan alleen nog onder begeleiding lopen/wandelen, mede omdat haar zicht steeds slechter wordt. Ook vervaagt de respons op muziek steeds meer. Ter zitting in hoger beroep heeft de curator hieraan toegevoegd dat het op dit moment niet zo goed gaat met de curandus. Zij heeft corona gehad, het zelfstandig eten wordt lastiger en zij noemt de verpleegkundige ‘mama’. De dochter heeft het voorgaande niet weersproken.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is tevens gebleken dat de curator de dochter informeert over de (beslissingen ten aanzien van) curandus, dat de curator klachten van de dochter bespreekt met de zorginstelling en dat de curator ook de wens van een verhuizing naar [de woonzorgboerderij] heeft besproken met de behandelend artsen van de curandus. Dat de curator de dochter niet volgt in haar klachten en wensen, wil niet zeggen dat de curator zijn taak niet naar behoren uitvoert. Ook de omstandigheid dat de curator nog voor het MDO op 8 december 2020 reeds aan [de woonzorgboerderij] heeft bericht dat hij afziet van een verhuizing, maakt dit oordeel niet anders. Weliswaar zou het de voorkeur hebben genoten als de curator pas na het MDO aan [de woonzorgboerderij] zou hebben laten weten wat de beslissing op het verhuizingsverzoek van de dochter was, maar dat wil niet zeggen dat de curator ‘onwaarheden debiteert’ zoals de dochter stelt. Al bij e-mail van 24 november 2020 heeft de curator zijn standpunt ter zake van de verhuizing kenbaar gemaakt aan de dochter en in het MDO is dit standpunt met de behandelend artsen van de curandus besproken, die overigens ter zake gelijkluidend hebben geadviseerd.
Ter zitting in hoger beroep heeft de dochter naar voren gebracht dat zij haar moeder inmiddels weer regelmatig bezoekt, hetgeen de curator heeft erkend. Het hof is dan ook niet gebleken van de door de dochter gestelde schending van het family life van de familie [de familie] .
Ook is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat de verstoorde verhouding tussen de dochter en de curator een negatieve weerslag heeft op de curandus, zoals de dochter stelt. Een herstel van de onderlinge betrekkingen kan er echter wel toe leiden dat de dochter zich meer gehoord voelt en de curator de dochter op meer directe wijze kan informeren over zijn visie en zijn intenties. Wellicht dat partijen – zo nodig met de hulp van een bemiddelende derde – kunnen proberen hun onderlinge verhouding te verbeteren, zodat het in de (nabije) toekomst mogelijk is om in persoon met elkaar te kunnen te communiceren en te overleggen in plaats van per e-mail te corresponderen.
5.1
Het hof is gelet op al het vorenstaande van oordeel dat de kantonrechter het inleidend verzoek op goede gronden heeft afgewezen. Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2020 voor zover het de ontvankelijkheid van curandus betreft, en opnieuw beschikkende:
verklaart de curandus niet-ontvankelijk in het verzoek;
bekrachtigt de beschikking van 17 juli 2020 voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. A.N. van de Beek en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier en is op 29 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.