ECLI:NL:GHAMS:2021:2029

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
23-002077-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in hoger beroep van verkrachting en ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2018. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkrachting en ontucht met een minderjarige. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een onderzoek ter terechtzitting op 25 juni 2021. De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van seksueel misbruik van de aangeefster, die deel uitmaakte van een therapeutische leefgemeenschap waar de verdachte een leidende rol had. De aangeefster deed aangifte van seksueel misbruik dat plaatsvond van haar 13e tot haar 22e levensjaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen door de jaren heen inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De advocaat-generaal had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen niet met de vereiste mate van zekerheid konden worden vastgesteld. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte integraal vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002077-18
datum uitspraak: 9 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-669072-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1952,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 8 november 1994 tot en met 7 november 2004 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of in India, meermalen, althans eenmaal, door geweld en/of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (telkens) mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
  • die [benadeelde] en haar moeder opgenomen in een leefgemeenschap/commune/sekte (genaamd [gemeenschap]) en/of
  • heeft hij die [benadeelde] geheel of gedeeltelijk gescheiden van haar moeder en/of
  • een of meer andere vrouwen uit de leefgemeenschap/commune/sekte opgedragen, althans toestemming gegeven om die [benadeelde] regelmatig te mishandelen, in elk geval te slaan en/of
  • die [benadeelde] heeft gedwongen om meermalen, althans eenmaal, een abortus te moeten ondergaan en/of
  • heeft hij in die leefgemeenschap/commune/sekte een cultuur van straffen en/of sancties ingevoerd en/of in stand gehouden en/of
- zich als leider van die leefgemeenschap/commune/sekte boven de andere leden/deelnemers aan die leefgemeenschap/commune/sekte gesteld,
waardoor die [benadeelde] voor haar levensomstandigheden geheel of gedeeltelijk afhankelijk was van hem verdachte en/of waardoor hij een fysiek en psychisch overwicht op die [benadeelde] had, en bestaande die seksuele handelingen uit
  • het (telkens) met zijn penis penetreren van de vagina van die [benadeelde] en/of
  • het zich (telkens) door die [benadeelde] laten aftrekken en/of
  • zich (telkens) door die [benadeelde] laten pijpen en/of
  • het (telkens) tongzoenen met die [benadeelde] ;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 8 november 1994 tot en met 7 november 1997 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of in India, meermalen, althans eenmaal, met een persoon genaamd [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1981, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
  • zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
  • zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd/gebracht, in elk geval zich dor die [benadeelde] laten pijpen en/of
  • zich door die [benadeelde] laten aftrekken en/of
  • met die [benadeelde] getongzoend;
en/of
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 8 november 1994 tot en met 7 november 1999 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of in India, meermalen, althans eenmaal ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, te weten [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1981, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
  • zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/ gebracht en/of
  • zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd, gebracht, in elk geval zich door die [benadeelde] laten pijpen en/of
  • zich door die [benadeelde] laten aftrekken en/of
  • met die [benadeelde] getongzoend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft –overeenkomstig haar overgelegde aantekeningen – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat, ondanks de verschillen in de verklaringen van aangeefster, de verklaringen betrouwbaar en bruikbaar zijn voor het bewijs. Zij heeft zich daarbij ook op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster – zowel kwantitatief als kwalitatief – voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde en met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd voor een bedrag van € 54.152,74 te vermeerderen met de wettelijke rente, althans (indien de gevorderde proceskosten voor de civiele procedure buiten beschouwing dienen te worden gelaten) heeft zij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd voor een bedrag van € 51.200 euro te vermeerderen met de wettelijke rente.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft zich – overeenkomstig zijn pleitaantekeningen – ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat ten aanzien van de verklaringen van de getuigen niet voldoende objectief kan worden geconcludeerd welke van deze betrouwbaar zijn en dat daarom geen van de verklaringen gebruikt kan worden voor een bewezenverklaring. Als gevolg daarvan dient te worden geoordeeld dat de aangifte van aangeefster onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen, aldus de raadsman.

Vrijspraak

Uit het procesdossier kan worden afgeleid dat eind jaren ‘80/begin jaren ’90 een therapeutische leefgemeenschap is opgericht en dat aangeefster via (en samen met) haar moeder [naam] daar vanaf het begin deel van heeft uitgemaakt. De verdachte is ook vanaf het begin betrokken geweest bij deze leefgemeenschap en heeft daarin gedurende de jaren een belangrijke rol gehad. In maart 2004 heeft aangeefster, samen met haar moeder, de leefgemeenschap verlaten. Ruim 4 jaar nadat zij de leefgemeenschap heeft verlaten, heeft zij op 8 mei 2008 aangifte bij de politie gedaan van seksueel misbruik vanaf haar 13e levensjaar tot aan haar 22e levensjaar gepleegd door de verdachte. In 2008/2009 zijn in het kader van het opsporingsonderzoek diverse getuigen gehoord. In 2012 is (onder meer) namens aangeefster tegen de verdachte een civiele procedure gestart waarin een verklaring voor recht is gevorderd dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade als gevolg van door de verdachte jegens haar gepleegd seksueel misbruik. De rechtbank heeft na het horen van diverse getuigen bij tussenvonnis van 29 januari 2014 voorshands aannemelijk geacht dat de verdachte aangeefster vanaf haar 13e jaar heeft misbruikt en dat zij tweemaal van hem zwanger is geraakt. Uit het eindvonnis van 18 maart 2015 gewezen in deze procedure blijkt dat de verdachte geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid tegenbewijs te leveren en voorts dat de rechtbank de blote betwisting door de verdachte niet heeft gevolgd; de civiele vorderingen van aangeefster zijn vervolgens toegewezen. In 2017 heeft een doorstart plaatsgevonden van het strafrechtelijk opsporingsonderzoek. Wederom zijn getuigen gehoord bij de politie en bij de rechter-commissaris. De verdachte is in de strafrechtelijke procedure bij vonnis van 29 mei 2018 door de rechtbank veroordeeld voor het primair tenlastegelegde; verkrachting, meermalen gepleegd. Zowel in de civiele procedure als in de strafprocedure zijn meerdere getuigen gehoord in de periode 2008 tot en met de zitting van dit hof op 25 juni 2021, vrijwel alle getuigen hebben in deze periode meerdere malen een verklaring afgelegd.
De verdachte ontkent het tenlastegelegde.
Het hof stelt vast dat de enige waarnemingen van de tenlastegelegde seksuele handelingen door de verdachte, zijn gedaan door de aangeefster. Indirect steunbewijs hiervoor dient te worden gevonden in de overige bewijsmiddelen, die met name bestaan uit getuigenverklaringen. Deze getuigenverklaringen zijn afgelegd in de periode van 2008 tot en met 2021, waarbij in de civiele procedure enkele getuigen in elkaars bijzijn zijn gehoord en getuigen kennis hebben kunnen nemen van elkaars verklaringen. Het hof stelt voorts vast dat de verklaringen van de getuigen door de jaren heen zijn veranderd en aangepast; dit geldt temeer voor de getuigen die uit de leefgemeenschap zijn getreden en dat sommige van de verklaringen tevens (sterk) van elkaar verschillen. Ook de verklaringen van aangeefster zelf zijn door de jaren heen op onderdelen verschillend geweest. Het voorgaande maakt dat het hof van oordeel is dat niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden gesteld dat de seksuele handelingen zoals tenlastegelegd, hebben plaatsgevonden. In het voorgaande ligt besloten dat naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat hij hiervan integraal moet worden vrijgesproken.
Het hof merkt daarbij - ten overvloede - op dat ook het civiele vonnis van 18 maart 2015 geen bewijs oplevert in strafrechtelijke zin.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. N. van der Wijngaart en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 juli 2021.