ECLI:NL:GHAMS:2021:2042

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
23-001920-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, poging tot zware mishandeling en bedreiging van ex-vrouw met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2017. De verdachte is beschuldigd van verkrachting, poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn ex-vrouw. De feiten vonden plaats op 13 augustus 2016, toen de verdachte, na het versturen van bedreigende berichten, zijn ex-vrouw in haar woning in Amsterdam aanviel. Hij heeft haar met geweld gedwongen tot seksuele handelingen en haar zwaar mishandeld. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist van 45 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 13 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de verklaringen van getuigen en de medische rapporten van het slachtoffer. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en de kinderen in aanmerking genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001920-17
datum uitspraak: 12 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-684397-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 april 2018, 10 maart 2020, 15 februari 2021 en 28 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 en 5 is tenlastegelegd, alsmede van hetgeen hem onder 3, tweede gedachtestreep, cumulatief is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, bestaande dat geweld en/of bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid uit het
- op slot doen van de deur van de woning van voornoemde [benadeelde] en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) vastpakken van voornoemde [benadeelde] en/of
- ( met kracht) duwen van voornoemde [benadeelde] tegen de hoek achter de deur en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht en/of lichaam van voornoemde [benadeelde] en/of
- op de grond gooien van voornoemde [benadeelde] en/of
- tegen de schouders duwen van voornoemde [benadeelde] en/of
- ( met kracht) omhoog en/of uittrekken van de jurk en/of onderkleding van voornoemde [benadeelde] en/of bestaande het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [benadeelde] uit het brengen van de penis en/of tong in de vagina van voornoemde [benadeelde] ;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) voornoemde [benadeelde] aan diens haren heeft getrokken en/of gerukt en/of voornoemde [benadeelde] aan haar haren en/of met diens vuist(en) en/of handen tegen de muur heeft geslagen en/of gebonkt en/of voornoemde [benadeelde] met haar hoofd tegen de muur heeft gegooid en/of eenmaal of meermalen (met kracht) voornoemde [benadeelde] tegen de borst en/of tegen de neus en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of met een salontafel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde] heeft geslagen;
en/of
hij op of omstreeks 13 augustus 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [benadeelde] (met kracht) aan diens haren heeft getrokken en/of gerukt en/of voornoemde [benadeelde] aan haar haren en/of met diens vuist(en) en/of handen tegen de muur heeft geslagen en/of gebonkt en/of voornoemde [benadeelde] met haar hoofd tegen de muur heeft gegooid en/of eenmaal of meermalen (met kracht) voornoemde [benadeelde] tegen de borst en/of tegen de neus en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt en/of met een salontafel, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [benadeelde] heeft geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 en/of op of omstreeks 13 augustus 2016 te Amsterdam, althans in Nederland en/of te Turkije, [benadeelde] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- ( op of omstreeks 12 augustus 2016) (via de Ipad) een bericht gezonden naar voornoemde [benadeelde] met de tekst: "Ik zweer dat je eind is gekomen, je hebt een strop om je eigen hals gelegd" en/of "Bij God, jou eind is gekomen, jij hebt zelf het touw aangetrokken".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverwegingen

Het hof neemt over de inhoud van de overwegingen betreffende het bewijs zoals deze in het vonnis waarvan beroep van 24 mei 2017 onder 4.3.3, 4.3.4, 4.3.5 en 4.3.6 zijn weergegeven met dien verstande dat het hof:
uit de overwegingen onder 4.3.3 in de zesde alinea de navolgende zin verwijdert: “Als [getuige 1] aanklopt op de voordeur van de woning hoort hij een mannenstem vragen waar de sleutels zijn, wat erop wijst dat de voordeur toen afgesloten was.”;
aan de inhoud van de overwegingen onder 4.3.4, tweede alinea, het volgende toevoegt: Blijkens het proces-verbaal van 13 augustus 2016 op pagina 2 van het dossier heeft een ambulancebroeder tijdens het onderzoek op het achterhoofd van het slachtoffer een bult gevoeld.;
aan de inhoud van de overwegingen onder 4.3.5 de volgende overweging toevoegt: De vertaling die de tolk ter terechtzitting in hoger beroep van deze tekst heeft gegeven maakt het voorgaande niet anders.;
overweegt dat gelet op het voorgaande ook de verweren die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gevoerd met de overwegingen van de rechtbank voldoende zijn weerlegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, het onder 2, eerste cumulatief/alternatief, en het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 augustus 2016 te Amsterdam door geweld en een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, bestaande dat geweld en een andere feitelijkheid uit het
- vastpakken van [benadeelde] en
- duwen van [benadeelde] tegen de hoek achter de deur en
- stompen in het gezicht van [benadeelde] en
- op de grond gooien van [benadeelde] en
- tegen de schouders duwen van [benadeelde] en
- omhoog en uittrekken van de jurk en onderkleding van [benadeelde] en bestaande het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde] uit het brengen van de penis en tong in de vagina van [benadeelde] .
2.
hij op 13 augustus 2016 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) [benadeelde] aan diens haren heeft getrokken en tegen de muur heeft geslagen en gebonkt en [benadeelde] met haar hoofd tegen de muur heeft gegooid en [benadeelde] tegen de borst en/of tegen de neus heeft geschopt en/of gestompt.
3.
hij op 12 augustus 2016 in Nederland en/of te Turkije, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend via de iPad een bericht gezonden naar [benadeelde] met de tekst: "Ik zweer dat je eind is gekomen, je hebt een strop om je eigen hals gelegd" of "Bij God, jou eind is gekomen, jij hebt zelf het touw aangetrokken".
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1, het onder 2, eerste cumulatief/alternatief, en het onder 3 bewezenverklaarde:
1. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 15 augustus 2016, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pg. 86-92). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 augustus 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[getuige 2] :
Ik ben heel vaak getuige geweest van ruzies in de woning. Geschreeuw van [verdachte] . Ik hoorde hard geluiden uit de woning komen. Meestal als hij
(het hof begrijpt: de verdachte)in de woning was, was er ruzie. Ik hoorde haar
(het hof begrijpt: het slachtoffer [benadeelde] )met paniek in haar stem hem iets vertellen. [verdachte] hoorde ik schreeuwen en met spullen gooien. [benadeelde] vertelde dat ze heel vaak ruzie heeft met [verdachte] . Op haar telefoon heeft ze smsjes ontvangen met teksten als: “Als ik je tegenkom, dan vermoord ik je.” [verdachte] heeft tegen mij gezegd: “Als ik haar vind, ik ga haar vermoorden. Als ze niet uit vrije wil terugkomt, ga ik haar vermoorden.”
Op 13 augustus 2016 hoorde ik [verdachte] in de woning. Ik ben op het balkon gaan staan en hoorde hem. Ik wilde ik naar de woning toe, omdat ik wist dat ze in gevaar was. Ik had de bedreigingen gelezen op haar iPad. Ik schrok enorm toen ik haar zag liggen op de bank. [benadeelde] heeft mij verteld dat hij meteen bij binnenkomst in de woning op haar insloeg. Hij heeft haar verkracht. In de badkamer heeft hij haar hoofd meerdere malen tegen de muur aangeslagen. Er kwam heel veel bloed uit haar neus. Zij had bloedvlekken op haar hoofd. Ze had veel pijn aan haar hoofd.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pg. 83-85). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 augustus 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[getuige 1] :
Op 13 augustus hoorde ik mijn zoontje roepen: "de buurman heeft de buurvrouw geslagen". Ik zag dat er zich huiselijk geweld afspeelde. Ik zag [benadeelde] voor het raam. Ik zag de dochters van de buurvrouw ook buiten staan en ze huilden. Ik ben naar de woning gegaan en ik belde aan. Ze deed niet open. Toen zag ik de buurvrouw [benadeelde] voor het raam. Ze gebaarde alsof ze een telefoon bij haar oor en mond hield. Ik maakte daaruit op dat ik de politie moest bellen. Ze straalde paniek uit. De buurvrouw gaf in de buurt al een paar weken geleden aan dat de man haar sloeg.
Ten aanzien van het onder 1 en het onder 2, eerste cumulatief/alternatief, bewezenverklaarde:
3. Een proces-verbaal van 19 december 2016, opgemaakt door mr. V. Zuiderbaan, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 december 2016 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[benadeelde] :
Op 13 augustus 2016 kwam [verdachte] binnen. Hij begon meteen met slaan. Hij duwde mij de kamer in en is daarna erg snel tot gemeenschap overgegaan. Hij duwde mij, toen hij binnenkwam, tegen de muur, gaf mij een klap en toen heb ik de kinderen weggestuurd naar buiten. De kleinste bleef binnen. Toen ging hij verder met slaan en vervolgens was er gemeenschap in de kinderkamer. De gemeenschap heeft onder dwang plaatsgevonden. Hij trok mijn jurk omhoog.
In de badkamer heeft hij mij vuistslagen gegeven. Hij heeft mijn hoofd tegen de muur geslagen. Toen ik op de bank zat, begon [verdachte] op mij in te slaan.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (doorgenummerde pg. 1-4). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Ik vroeg [verdachte] of het klopte dat er een ruzie in de woning had plaatsgevonden. Ik hoorde hem het volgende verklaren: Wij hebben ruzie gekregen.
Ik liep na binnenkomst direct naar de woonkamer waar ik een vrouw op de bank zag liggen. Ik zag dat zij verwondingen in haar gezicht had. Ik zag dat zij een scheurtje in de linkerzijde van haar bovenlip had. Zij bleek te zijn genaamd: [benadeelde] . Ik hoorde [benadeelde] desgevraagd en geresumeerd het volgende verklaren: “Ik heb zo’n pijn. Mijn hoofd doet pijn. Ik voel mij niet goed. Hij heeft mij met mijn hoofd tegen de muur geslagen. Ik ben ontzettend duizelig, ik voel mij raar in mijn hoofd.”
Inmiddels was de ambulancedienst ook ter plaatse gekomen en onderzochten het slachtoffer. Ik hoorde de ambulancebroeder tijdens dit onderzoek zeggen dat hij een bult op haar achterhoofd voelde. De ambulancebroeder zag net zoals ik dat zij een verwonding bij haar linkeroog had, een verwonding aan de linkerzijde van haar neus had, een scheur aan de linkerzijde van haar bovenlip had.
5. Een proces-verbaal van aangifte van 15 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pg. 67-77 (inclusief fotobladen)). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 augustus 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde] :
Op 13 augustus 2016 bevond ik mij in mijn woning in Amsterdam. Ik zag dat mijn ex aanbelde. Ik opende de deur. Hij pakte mij direct vast en duwde mij hard tegen de hoek achter de deur. Hij heeft mij geslagen tegen de linkerkant van mijn hoofd. Ik denk met zijn vuist. Het doet pijn. Ik ging meteen naar buiten en heb "politie" geroepen. Ik stuurde mijn oudste twee kinderen naar buiten en zei dat ze de buren de politie moesten laten bellen. Hij gooide me op de grond en duwde mij tegen de schouders zodat ik ten val kwam. Hij trok mijn jurk omhoog en trok mijn onderbroek uit. Hij deed mijn benen uit elkaar, likte mijn vagina en ging met zijn penis in mijn vagina.
In de badkamer pakte hij mij bij de haren en heeft hij me tegen de muur gebonkt. Hij heeft met zijn vuist tegen mijn hoofd gebonkt. Ik kwam met de achterkant van mijn hoofd tegen de muur. Hij heeft mij meermalen met zijn vuisten op mijn hoofd geslagen. In de woonkamer heeft hij me opgepakt en tegen de muur gegooid. Hij sloeg me met mijn hoofd tegen de muur. Toen ik op de grond lag heeft hij 2 tot 3 keer op mijn borst geschopt en meermalen een vuistslag op mijn hoofd gegeven. Hij heeft me een vuistslag op de neus gegeven. Het deed erg pijn. Ik heb hieraan blauwe plekken en bulten overgehouden. Mijn neus is gebroken. Hij heeft mijn telefoon afgepakt en deze door midden gebroken.
6. Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster met van 24 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pg. 176-185). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 augustus 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[benadeelde] :
Op 13 augustus 2016 heeft [verdachte] mij verkracht. Hij pakte mijn schouder en duwde mij tegen de muur. In de badkamer heeft mij hij met zijn vuisten geslagen. Ik heb een bult op mijn hoofd. In de woonkamer sloeg hij mij. Ik kreeg een bloedneus.
7. Een geneeskundige verklaring van 25 augustus 2016, opgemaakt door (onbekend), arts, betreffende [benadeelde] . Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bij [benadeelde] is het volgende uitwendige letsel waargenomen:
blauwe plek neusrug en onder linker oog: gebroken neus
behaarde hoofd: links en rechts kneuzingen
schaafwond linkerwang 2 cm;
wondje bovenlip;
schaafwond kin;
grote schaafwond rechterschouder (2x);
grote schaafwond linkerschouder;
kneuzing hand.
Mogelijk persisterende scheefstand van de neus. Bijzonder veel verwondingen waarvan sommige blijvend zichtbaar kunnen blijven. Geschatte duur van de genezing bedraagt enkele weken.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
8. Een proces-verbaal van verhoor van 17 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 9] en [verbalisant 10] (doorgenummerde pg. 162-171). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 augustus 2016 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
verdachte:
Op 13 augustus 2016 hebben wij seks gehad. Ik ben met mijn piemel in haar vagina gegaan.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
9. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 mei 2017. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, houdt de onder 3 ten laste gelegde bedreigingen voor. Toen ik die teksten stuurde, was ik boos.
10. Een proces-verbaal van bevindingen berichten iPad aangeefster [benadeelde] van 15 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (doorgenummerde pg. 78-82). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
[benadeelde] verklaarde dat [verdachte] haar e-mailberichten zou hebben gestuurd met daarin bedreigingen. Zij vertelde desgevraagd dat de berichten afkomstig van [emailadres] aan haar zijn verzonden door [verdachte] . De door voornoemd e-mailadres verzonden berichten houden onder meer het volgende in: "Ik zweer dat je einde is gekomen. Je hebt een strop om je eigen hals gelegd".
11. Een proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (doorgenummerde pg. 144-160). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Enkele stukken uit de gegevensdrager van [verdachte] zijn vertaald. Deze stukken houden onder meer de volgende tekst in: "Bij God, jouw einde is gekomen. Je hebt zelf het touw aangetrokken". Deze tekst is op 12 augustus 2016 verzonden.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, eerste cumulatief/alternatief, en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 2, eerste alternatief, bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, eerste alternatief, en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, eerste alternatief, en 3 bewezenverklaarde en het ad informandum gevoegde feit (vernieling van de telefoon) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft tevens bijzondere voorwaarden opgelegd, namelijk een meldplicht, een behandelplicht, de verplichting mee te werken bij het zoeken van een geschikte vorm van huisvesting en een contactverbod met het slachtoffer.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, eerste alternatief, en 3 tenlastegelegde en het ad informandum gevoegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren en met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat aan de verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, namelijk een meldplicht, de verplichting mee te werken aan diagnostisch onderzoek, een behandelverplichting, de verplichting mee te werken aan een geschikte vorm van huisvesting en een contactverbod met het slachtoffer.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 13 augustus 2016 keert de verdachte plotseling terug uit Turkije, waar hij op dat moment tijdelijk verblijft. Hij stuurde een dag eerder teksten met bedreigende inhoud naar het slachtoffer, zijn ex-vrouw. De verdachte gaat naar het huis van het slachtoffer, waar hun drie kinderen ook wonen, en stompt het slachtoffer in haar gezicht. Het slachtoffer stuurt hierop twee van hun kinderen naar buiten. Kort hierna gooit de verdachte het slachtoffer op de grond en verkracht haar. Nadat hij het slachtoffer heeft verkracht en terwijl zij in de badkamer is, oefent de verdachte grof geweld jegens haar uit. Hij trekt aan haar haren, slaat haar tegen de muur en gooit haar hoofd tegen de muur. Ook schopt hij het slachtoffer tegen haar borst en neus. Na dit geweld krijgt het slachtoffer de mogelijkheid haar buurman, die door de kinderen buiten is geattendeerd op de situatie in het huis, met gebaren duidelijk te maken dat hij de politie moet bellen.
De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Hij heeft de moeder van zijn kinderen veel pijn, letsel en psychisch leed berokkend. Ook voor de aanwezige kinderen moet het een bijzonder traumatische ervaring zijn geweest. Het slachtoffer is erg bang voor de verdachte en is daarom verhuisd uit [plaats], de stad waar zij al jaren woonde en graag verbleef.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat enkel een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming volstaat. Het hof houdt echter in strafmatigende zin rekening met het hierna overwogene.
De feiten zijn gepleegd in 2016. Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Het hof stelt bovendien vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op de uit de processen-verbaal van de terechtzittingen in hoger beroep blijkende omstandigheden die daartoe hebben geleid, in onderlinge samenhang bezien, volstaat het hof met het constateren van de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Op 28 maart 2018 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder meerdere bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan voorzieningen ten aanzien van huisvesting en aan dagbesteding alsmede een contactverbod en een locatieverbod ten aanzien van aangeefster. Er is een ambulant begeleider aan de verdachte gekoppeld. Het betreffende toezicht heeft tot op de dag van vandaag voortgeduurd. De verdachte heeft blijkens het voortgangsverslag van Leger des Heils Reclassering van 9 februari 2021 in de periode na zijn schoring gedurende langere tijd, tot 26 maart 2020, onder elektronische controle gestaan. Er zijn pogingen gedaan de verdachte te behandelen maar die zijn in de periode na de schorsing vanwege de ontkennende houding van de verdachte gestrand. Recentelijk heeft een intakegesprek bij De Waag plaatsgevonden, nadat de verdachte een jaar op de wachtlijst heeft gestaan. De uitkomst daarvan is ter terechtzitting in hoger beroep niet helder geworden. De verdachte heeft tot slot sinds enige tijd wekelijks op vrijwillige basis gesprekken met zijn begeleider bij Perspectief GZ.
Gelet op het voorgaande, en in aanmerking genomen het tijdsverloop van drie jaren sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis, ziet het hof thans in datgene dat uit het meest recente voortgangsverslag van het Leger des Heils Reclassering van 9 februari 2021 en de verklaring van reclasseerder [naam] ter terechtzitting in hoger beroep blijkt onvoldoende grond voor de noodzaak om nu nog enige bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te koppelen. Ook de door de advocaat-generaal per e-mail van 25 juni 2021 ter beschikking gestelde en ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde gestelde processen-verbaal maken dit zonder meer niet anders.
Gelet op de conclusies naar aanleiding van het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 18 april 2017 en het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 18 april 2017, op basis waarvan bij de verdachte de diagnose zwakbegaafdheid is gesteld, acht het hof de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof heeft verder bij de strafbepaling rekening gehouden met het ad informandum gevoegde strafbare feit, namelijk de vernieling van de telefoon van het slachtoffer op 13 augustus 2016, hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft erkend.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 242, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3, tweede cumulatief, 4 en 5 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, eerste cumulatief/alternatief, en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, eerste cumulatief/alternatief, en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
13 (dertien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. R.D. van Heffen en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 juli 2021.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.