ECLI:NL:GHAMS:2021:2048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
23-004353-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat hij enkel de kelder onder zijn woning ter beschikking had gesteld voor opslag en niet voor hennepteelt. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk 624 hennepplanten had geteeld en dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal van elektriciteit door illegaal stroom af te tappen voor de hennepkwekerij. De verdachte had de kelder ter beschikking gesteld aan derden, maar het hof achtte het onaannemelijk dat hij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004353-18
datum uitspraak: 13 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-700404-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) (ongeveer) 624 hennepplanten, en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
subsidiair
een of meer andere (onbekend gebleven) pers(o)on(en) op of omstreeks 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt althans aanwezig heeft\hebben gehad (in een pand aan [adres]), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 624 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 11 juli 2016, althans op of omstreeks 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door hen/hem de (gehuurde) kelder van het pand beschikbaar te stellen.
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit het pand [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het onder
1 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen. De verdachte heeft de kelder onder zijn woning ter beschikking gesteld aan derden ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte heeft aanvankelijk zijn kelder slechts ter beschikking gesteld voor de opslag van gereedschap. Op enig moment kreeg de verdachte een vermoeden dat de kelder gebruikt werd voor een hennepkwekerij. Dat vermoeden bleek juist. Toen zou de verdachte een bedrag van € 8.000,00 per oogst ontvangen. De verdachte wil de namen van de huurders niet bekend maken, omdat hij vreest voor de veiligheid van zijn gezin, aldus de raadsman.
De hennepkwekerij is aangetroffen in de kelder van het pand dat de verdachte met zijn gezin bewoonde. In de woonkamer is een deur die toegang geeft tot een trap die naar de kelder leidt. Vlak achter die deur en bovenaan de trap zijn twee schoenen aangetroffen en een zuurstofmasker. De stiefdochter van de verdachte heeft ten tijde van het binnentreden door de verbalisanten tegen hen gezegd dat de kelder de werkplek van haar vader is. Dat de stiefdochter in het verhoor bij de raadsheer-commissaris zich een en ander niet meer wist te herinneren en dat – zoals de verdediging heeft aangevoerd – zij slaapdronken was ten tijde van het binnentreden door verbalisanten, doet niet af aan de door haar aanvankelijke afgelegde verklaring die de verbalisanten hebben neergelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Gelet op deze omstandigheden is de verklaring van de verdachte dat hij zijn kelder slechts ter beschikking aan anderen heeft gesteld, onaannemelijk, zodat het hof hieraan voorbij gaat. Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor betrokkenheid van anderen. De verdachte heeft zich dan ook als pleger schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de diefstal van stroom overweegt het hof als volgt. Bij de inval is, behalve de hennepkwekerij, ook de aftapping voor de meterkast geconstateerd, via welke de stroom voor de kwekerij is afgenomen. Dat blijkt uit hoe de elektriciteitsleidingen vanaf de aftapping naar de apparatuur in de kweekruimte liepen. Door deze constructie werd de stroom voor de kwekerij niet door de meter geregistreerd, wat tot gevolg had dat deze niet in rekening zou worden gebracht. De verdachte wist dat de stroom voor de kwekerij illegaal werd afgenomen. Indien hij de aftapping al niet zelf heeft aangebracht of laten aanbrengen, moet hij gezien hebben dat de aftapping er was en dat deze ten behoeve van de hennepkwekerij werd gebruikt. Het door de verdachte gebruiken van stroom voor de hennepkwekerij levert dan ook het wegnemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op. De verdachte had de beschikkingsmacht over de kelder waarin de hennepkwekerij zich bevond en over de elektriciteit. Nu niet van betrokkenheid van derden is gebleken, is het onder twee ten laste gelegde feit bewezen zoals hieronder bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) 624 hennepplanten.
2.
hij in de periode van 1 december 2015 tot en met 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in het pand [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische stroom, toebehorende aan Liander N.V.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in zijn woning een hennepkwekerij van aanzienlijke omvang aanwezig gehad. Het aanwezig hebben van hennep op deze schaal is verboden vanwege de schadelijke gevolgen daarvan. De consumptie van hennep is nadelig voor de volksgezondheid, terwijl de handel in hennep gepaard pleegt te gaan met andere vormen van strafbaar handelen. Een dergelijke kwekerij te midden van woonhuizen veroorzaakt bovendien overlast. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom ten behoeve van die hennepkwekerij. Door aldus te handelen heeft de verdachte de woning blootgesteld aan het gevaar van kortsluiting en brand.
Bij feiten als deze pleegt een taakstraf van 120 uren in combinatie met een maand gevangenisstraf voorwaardelijk te worden opgelegd. Hierin is diefstal van elektriciteit niet meegenomen. Alles afwegende, acht het hof in beginsel een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op zijn plaats. Het hof heeft echter acht geslagen op een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep met zeven maanden. Het hof ziet hierin aanleiding om een kortere taakstraf op te leggen. In plaats van een taakstraf van 120 uren zal een taakstraf worden opgelegd van 100 uren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.P.M. van Rijn en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 juli 2021.
mr. E. van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.