ECLI:NL:GHAMS:2021:2049

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
23-004354-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepteeltzaak

Op 13 juli 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1980, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van stroom. In eerste aanleg had het openbaar ministerie gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 94.443,64 zou betalen aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat in eerste instantie werd geschat op € 117.380,64. De rechtbank had de betrokkene veroordeeld tot betaling van € 58.690,33.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De betrokkene was veroordeeld voor het aanwezig hebben van 624 hennepplanten op 11 juli 2016 te Volendam. Het hof concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor eerdere oogsten en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel voortvloeide uit andere strafbare feiten dan het bewezenverklaarde feit. Het hof schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 47.221,82, gebaseerd op de opbrengsten van de hennepteelt in twee kweekruimtes.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat van het geschatte bedrag van € 47.221,82. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof, waarbij mr. E. van Die niet in staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004354-18
datum uitspraak: 13 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-700404-16 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 94.443,64. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden geschat op
€ 117.380,64.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank van 23 november 2018 veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal van stroom.
Voorts heeft de rechtbank bij vonnis van 23 november 2018 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 58.690,33 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 juli 2021 veroordeeld ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en diefstal van stroom.
Op 17 juni 2021 is de conclusie van de advocaat-generaal ingekomen bij het hof.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Grondslag van de vordering

De betrokkene is veroordeeld voor het aanwezig hebben van 624 hennepplanten op 11 juli 2016 te Volendam. Er zijn voldoende aanwijzingen voor een eerdere gerealiseerde oogst als gevolg van het telen van hennep. In de kelder van de woning van de betrokkene zijn aan hennepteelt gerelateerde materialen aangetroffen, waaronder knipscharen met hennepresten, een vervuild koolstoffilter, acht lege jerrycans van groei- en bloeimiddelen, meerdere lege dozen waarin transformatoren hadden gezeten en zakken potgrond en vuilniszakken met restanten van stekken en plantenwortels. [1] De medewerker fraude van Liander die aangifte heeft gedaan, heeft gerelateerd dat uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat in de periode dat de hennepplantage was ingericht sprake is geweest van ten minste één eerdere teelt. [2] Op grond hiervan is buiten redelijke twijfel dat sprake is geweest van tenminste één eerder gerealiseerde oogst.
Het te ontnemen wederrechtelijk voordeel vloeit voort uit andere strafbare feiten dan het bewezenverklaarde feit in de strafzaak, terwijl er voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan (artikel 36e, lid 2, Wetboek van Strafrecht).

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in aansluiting op zijn conclusie en in navolging van het vonnis van de rechtbank gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 58.690,33 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat-generaal gaat daarbij uit van één eerdere oogst, voorafgaand aan
11 juli 2016.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden toegewezen tot een bedrag van
€ 8.000,00. De betrokkene heeft enkel zijn kelder ten behoeve van de hennepteelt ter beschikking gesteld aan derden en heeft daarvoor eenmaal € 8.000,00 ontvangen. De betrokkene heeft tevens energiekosten aan Liander N.V. betaald.
Het hof zal voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet uitgaan van de verklaring van de betrokkene. In de strafzaak is overwogen dat het de betrokkene is geweest die de planten voorhanden heeft gehad en de stroom heeft gestolen en dat niet is gebleken van mededaders. De geschatte opbrengst van het telen van hennep wordt daarom geheel aan de betrokkende toegerekend.
Het hof zal voor de schatting van het voordeel uitgaan van de versie van het BOOM-rapport die gold ten tijde van de ontnemingsperiode (het zogenoemde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij uit 2010).
Nu de betrokkene geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij energiekosten aan Liander heeft voldaan en voor welk bedrag, zullen deze kosten bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet in aanmerking worden genomen. Indien de betrokkene kan aantonen dat hij energiekosten heeft voldaan die voor aftrek in aanmerking komen, zal hij op de voet van artikel 6:6:26 Wetboek van Strafvordering vermindering van de betalingsverplichting kunnen verzoeken.
Kweekruimte 1
Vaststelling opbrengst per oogst
In de eerste kweekruimte stonden 249 hennepplanten.
De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 16m2. Per m2 stonden 16 hennepplanten.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst bedraagt:
249 planten x 27,7 gram = 6,8973 kg.
Financiële opbrengst per oogst
Minimaal € 3.280,00 per kilogram.
Totale bruto opbrengst per oogst minimaal 6,8973 kilogram x € 3.280,00 = € 22.623,14.
Kostenberekening
Afschrijvingskosten: € 200,00
Hennepstekken: € 709,65
Variabele kosten: € 829,17
Totaal aan kosten: € 1.738,82
Netto opbrengst bedraagt € 22.623,14 - € 1.738,82 = € 20.884,32
Kweekruimte 2
Vaststelling opbrengst per oogst
In de tweede kweekruimte stonden 375 hennepplanten.
De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 16m2. Per m2 stonden 24 hennepplanten.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst bedraagt:
375 planten x 23,5 gram = 8,8125 kg.
Financiële opbrengst per oogst
Minimaal € 3.280,00 per kilogram.
Totale bruto opbrengst per oogst minimaal 8,8125 kg x € 3.280,00 = € 28.905,00.
Kostenberekening
Afschrijvingskosten: € 250,00
Hennepstekken: € 1.068,75
Variabele kosten: € 1.248,75
Totaal aan kosten: € 2.567,50
Netto opbrengst bedraagt € 28.905,00- € 2.567,50 = 26.337,50
Totale netto opbrengst
De totale netto opbrengst van kweekruimte 1 en 2 bedraagt € 26.337,50 + € 20.884,32= € 47.221,82 [3]
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen schat het hof het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 47.221,82.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 47.221,82.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 47.221,82 (zevenenveertigduizend tweehonderdeenentwintig euro en tweeëntachtig cent).
Legt aan de betrokkene de verplichting op tot de betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 47.221,82 (zevenenveertigduizend tweehonderdeenentwintig euro en tweeëntachtig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 944 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.P.M. van Rijn en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 juli 2021.
mr. E. van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van
2.Een geschrift, te weten een aangifte van Liander van 20 juli 2016, p. 73 – 101.
3.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van verbalisant, [verbalisant 1] van