ECLI:NL:GHAMS:2021:2097

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
23-002089-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake diefstal, opzetheling en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, was betrokken bij meerdere diefstallen, opzetheling en witwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere een poging tot inbraak in een woning in Waarland op 11 juli 2018, waarbij de verdachte opzettelijk behulpzaam was aan haar medeverdachte. Daarnaast was er sprake van diefstal van goederen uit woningen in Obdam en Hoogwoud, en het verwerven van goederen waarvan de verdachte wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft de bewezenverklaring van andere feiten gehandhaafd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering werd opgeschort, en een taakstraf van 240 uur. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar verleden als drugsverslaafde en de positieve ontwikkelingen in haar leven. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, maar biedt ook ruimte voor rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002089-19
datum uitspraak: 15 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-002404-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 februari 2021 en 1 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
primair
zij op of omstreeks 11 juli 2018 te Waarland, gemeente Schagen, in elk geval in Nederland in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming heeft/hebben verdachte en/of haar mededader het keukenraam van die woning geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 11 juli 2018 te Waarland, gemeente Schagen, in elk geval in Nederland in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] tezamen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming heeft die [medeverdachte] het keukenraam van die woning geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 juli 2018 te Waarland, gemeente Schagen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door bij die woning aan te bellen, en/of achterom te lopen en/of op de uitkijk te staan;
2.
zij op of omstreeks 10 juli 2018 te Obdam, gemeente Koggenland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] (onder meer) een horloge en/of een laptop (lenovo) en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3. primair
zij in of omstreeks de periode van 9 juli 2018 tot en met 11 juli 2018 te Hoogwoud, gemeente Opmeer tezamen met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] ringen en/of oorstekertjes en/of armbandjes en/of gouden en zilveren kettinkjes en/of zilveren munten, in elk geval een hoeveelheid sieraden en/of een Zinzi doosje en/of een Zinzi pakbon en/of een schoudertas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan haar en/of haar mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3. subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 9 juli 2018 tot en met 11 juli 2018 te Hoogwoud, gemeente Opmeer en/of in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten ringen en/of oorstekertjes en/of armbandjes en/of gouden en zilveren kettinkjes en/of zilveren munten, in elk geval een hoeveelheid sieraden en/of een Zinzi doosje en/of een Zinzi pakbon en/of een schoudertas heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2018 tot en met 4 juli 2018 in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) een hoeveelheid (gouden) sieraden heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl zij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof wat betreft het onder 1 tenlastegelegde tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1 primair en feit 3 primair

De bijdrage die de verdachte blijkens de bewijsmiddelen heeft geleverd aan de onder 1 tenlastegelegde poging tot inbraak is naar het oordeel van het hof niet van zodanig gewicht dat deze moet worden gekwalificeerd als het ‘in vereniging’ plegen van die poging.
Wat betreft het onder 3 tenlastegelegde blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte en de medeverdachte samen zijn aangehouden in een auto met goederen die onder meer van de onder 3 primair bedoelde inbraak afkomstig zijn. Toereikend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij het wegnemen van de goederen uit de betreffende woning bevindt zich niet in het dossier.
De verdachte zal daarom van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen mede naar aanleiding van gevoerde verweren

Feit 1 subsidiair
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de medeverdachte op 11 juli 2018 heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 2]. De verdachte is bij die poging tot inbraak behulpzaam geweest door daaraan voorafgaand op de voordeur te kloppen en vervolgens om de woning heen te lopen. Naar het oordeel van het hof strekte dit handelen ertoe te verzekeren dat er niemand thuis was, zodat de medeverdachte – voorzien van deze informatie – tot de uitvoering van het delict kon overgaan.
Het hof hecht geen geloof aan de alternatieve lezing van de verdachte dat zij namens haar medeverdachte met schilderwerk verdiend geld kwam ophalen, nu die lezing geen steun vindt in de verklaring van de medeverdachte.
Feit 2
Op 11 juli 2018 zijn de verdachte en de medeverdachte naar aanleiding van het vermoeden van betrokkenheid bij de onder 1 tenlastegelegde poging tot inbraak aangehouden. Zij bevonden zich in een auto waarin zij naar zeggen van de verdachte destijds als drugsverslaafden leefden.
In die auto lag onder de bijrijdersstoel een doos Nitril handschoenen. Ook lagen in die auto goederen die zijn gestolen bij een inbraak op 10 juli 2018 in de woning aan de [adres 3]. In die woning is in de woonkamer in de rits van een pennenetui de top van een Nitril handschoen gevonden, dat bij DNA-onderzoek een match opleverde met de verdachte. Het betreft een DNA-mengprofiel waaruit een DNA-hoofdprofiel is afgeleid. Naast het afgeleide DNA-hoofdprofiel zijn enkele additionele zwak aanwezige
(DNA-)kenmerken zichtbaar. Op de eerste etage in de slaapkamer zijn twee delen van een Nitril handschoen in de rits van een laptoptas gevonden, die bij DNA-onderzoek een match opleverden met de medeverdachte.
Een en ander is naar het oordeel van het hof redengevend voor een gang van zaken waarbij zowel de verdachte als de medeverdachte bij gelegenheid van de daar op 10 juli 2018 gepleegde inbraak de woning aan de [adres 3] zijn binnengegaan. De redengevendheid van de resultaten van het DNA-onderzoek voor de aanwezigheid van de verdachte in die woning wordt niet weggenomen door haar verklaring dat zij bij veel andere bezigheden handschoenen droeg, nu dergelijke Nitril handschoenen in het algemeen niet worden hergebruikt. Dat de vingertop van de handschoen in het etui door de medeverdachte zou zijn achtergelaten, acht het hof niet aannemelijk. Een aannemelijke andere verklaring voor het aantreffen van voormeld met dat van de verdachte matchend DNA-hoofdprofiel, heeft de verdachte niet gegeven, terwijl daarvoor ook overigens in het dossier aanknopingspunten ontbreken.
Het hof komt daarom tot het oordeel dat de verdachte bewust en nauw samenwerkend met haar medeverdachte de onder 2 tenlastegelegde woninginbraak heeft begaan.
Feit 3 subsidiair
In de hiervoor genoemde auto zijn naast buit van de onder 2 tenlastegelegde inbraak ook goederen aangetroffen die zijn gestolen bij een inbraak in een woning aan de [adres 4] tussen 9 en 11 juli 2018. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte deze inbraak heeft gepleegd. Wel leidt het hof uit de feiten zoals vastgesteld onder 1, 2 en 4 en uit de verklaring van de verdachte af, dat zij destijds met haar partner als drugsgebruiker leefde in hun auto, waarbij zij aan geld kwamen door vermogensdelicten te plegen en de buit te gelde te maken. Bij het op deze manier samenleven bestond de rol van de verdachte, zo leidt het hof af uit de bewijsmiddelen ten aanzien van in het bijzonder feit 4, (mede) uit het verzilveren van de buit. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat de verdachte de bij de inbraak aan de [adres 4] buitgemaakte goederen in de auto voorhanden heeft gehad en dat zij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist dat dit door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof hecht er geen geloof aan dat de medeverdachte tegen de verdachte zou hebben gezegd dat hij deze goederen zou hebben opgekocht of dat het zou zijn gegaan om spullen die van de verdachte zelf waren.
Feit 4
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 30 juni 2018 en op 4 juli 2018 in totaal ruim 120 gram goud heeft verkocht aan opkopers, onder meer bestaand uit diverse kapotte sieraden. Tegen de achtergrond van de onder 1 t/m 3 bewezen te verklaren feiten, en hetgeen de verdachte heeft verklaard over haar leven destijds als drugsverslaafde, rechtvaardigt dit een vermoeden van witwassen ten aanzien van dit verkochte goud.
Van de verdachte mag verlangd worden dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor het voorhanden hebben gehad van deze hoeveelheid goud in deze vorm. Het ligt vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om onderzoek te doen naar die verklaring.
De verdachte heeft verklaard dat zij de gouden sieraden onder zich had omdat zij daarin op internet via [website] handelde. Deze verklaring is weinig concreet. Ware zij juist, dan zou het voor de verdachte niet veel moeite kosten deze meer concreet en verifieerbaar te maken aan de hand van de historische gegevens van haar [website]-account, waaronder eventueel berichtenverkeer. Nu de verdachte dergelijke gegevens niet heeft overgelegd en ook niet heeft aangeboden dat te willen doen, gaat het hof er vanuit dat dergelijke gegevens niet bestaan en de verklaring over [website] niet meer is dan een poging om te verhullen dat het, naar de verdachte wist, goud betrof dat van misdrijf afkomstig was.
Naar het oordeel van het hof is dan ook genoegzaam komen vast te staan dat de in de tenlastelegging onder 4 bedoelde gouden sieraden uit enig misdrijf afkomstig waren en dat de verdachte dit wist.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.subsidiair
[medeverdachte] op 11 juli 2018 te Waarland, gemeente Schagen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om goederen, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming het keukenraam van een woning gelegen aan de [adres 2] heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 11 juli 2018 te Waarland, gemeente Schagen opzettelijk behulpzaam is geweest door bij die woning aan te bellen en achterom te lopen;
2.
zij op 10 juli 2018 te Obdam, gemeente Koggenland tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres 3] een laptop (Lenovo) en sieraden, die toebehoorden aan [slachtoffer 3], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3.subsidiair
zij op 11 juli 2018 in Nederland, goederen, te weten ringen en oorstekertjes en armbandjes en gouden en zilveren kettinkjes en zilveren munten en een Zinzi doosje en een Zinzi pakbon en een schoudertas voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
zij op tijdstippen in de periode van 30 juni 2018 tot en met 4 juli 2018 in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Alkmaar, telkens een hoeveelheid gouden sieraden heeft voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl zij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een korte periode in de zomer van 2018 schuldig gemaakt aan een reeks ernstige vermogensdelicten die samenhingen met het leven dat zij destijds met haar partner leidde als drugsverslaafde. De verdachte is zelf betrokken geweest bij woninginbraken en heeft buit van andere inbraken voorhanden gehad. Dit zijn ernstige feiten. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners van de woningen en hen schade en overlast bezorgd. Daarnaast brengen woninginbraken en pogingen daartoe gevoelens van onveiligheid met zich mee, zowel bij het directe slachtoffer als in de maatschappij. Bovendien heeft de verdachte door voorwerpen te helen en wit te wassen indirect van misdrijven geprofiteerd die een ander heeft begaan. Daarbij ging het onder meer om sieraden, waarvan bekend is dat deze een grote emotionele waarde kunnen vertegenwoordigen voor de eigenaar.
De verdachte heeft geen oog gehad voor het leed en de overlast die zij heeft aangericht en enkel gedacht aan haar eigen behoeften. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. De door de rechtbank opgelegde deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf is gezien deze feiten op zich alleszins gerechtvaardigd.
Met de advocaat-generaal ziet het hof echter aanleiding de verdachte een laatste kans te bieden om haar leven vorm te geven zonder dat zij een substantiële periode de gevangenis in moet. Het hof komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 juni 2021 blijkt dat zij in een periode van 12 jaar voor de maanden april-juli 2018 niet ter zake van vermogensdelicten met justitie in aanraking is geweest. Ook is zij na deze maanden niet opnieuw in aanraking gekomen met justitie ter zake van vermogensdelicten.
Het reclasseringsrapport van 31 mei 2021 houdt onder meer in dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten cocaïne gebruikte, maar dat ze sinds ongeveer een jaar daarmee is gestopt. Ook houdt dit rapport in dat de verdachte in het verleden slachtoffer is geweest van seksueel, fysiek en emotioneel geweld en dat er aanwijzingen zijn voor psychische en psychiatrische problematiek. Inmiddels is hulpverlening gestart. De verdachte lijkt zich te hebben gedistantieerd van het netwerk van drugsgebruikers, zij huurt een kamer, staat onder bewindvoering, heeft het contact met haar jongste dochter in een pleeggezin hersteld en staat onder begeleiding vanuit [begeleiding] en [begeleiding]. Volgens de referent bij [begeleiding] zoekt de verdachte meer dan voorheen stabiliteit en vastigheid en is zij in tegenstelling tot vroeger behandeltrouw. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en merkt in het rapport op dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal leiden tot instabiliteit, waarbij een terugval in drugsgebruik met bijbehorende recidiverisico voor de hand ligt.
Tegen deze achtergrond acht het hof het– zowel voor de verdachte als voor de samenleving – onwenselijk om deze positieve tendens in het leven van de verdachte te doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf kan dienen om de verdachte eraan te herinneren dat zij absoluut niet opnieuw in de fout moet gaan, omdat zij dan alles op het spel zet. De bijzondere voorwaarden strekken ertoe de verdachte de benodigde hulp te bieden haar leven op het goede spoor te houden. In dat verband ziet het hof het ook als noodzakelijk dat de verdachte gedurende een periode van maximaal zeven weken klinisch wordt opgenomen indien sprake zou zijn van een terugval in drugsgebruik of in het psychiatrische toestandsbeeld van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven bedrag van € 500,- behoort aan de verdachte toe. Het zal worden verbeurd verklaard aangezien het door middel van het onder 4 bewezenverklaarde is verkregen. Aan die laatste vaststelling legt het hof ten grondslag dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte door middel van dat feit in de periode van 30 juni 2018 tot en met 4 juli 2018 ruim € 2.000,- heeft verworven. Daaruit kan worden verklaard dat de verdachte op 11 juli 2018 € 500,- in bezit had. Aanknopingspunten die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zijn er naar het oordeel van het hof niet. De verdachte had destijds geen legale inkomsten die het bezit van € 500,- kunnen verklaren, terwijl het hof geen geloof hecht aan de verklaring van de verdachte over het opsparen van dit bedrag, gelet op haar destijds bestaande harddrugsverslaving. De door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken leiden niet tot een ander oordeel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 47, 48, 57, 63, 311, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Fivoor Reclassering op het adres [adres 5];
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, laat behandelen en begeleiden door [begeleiding] (onderdeel van [begeleiding]) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, laat behandelen door de [begeleiding] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich bij een terugval in middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld waardoor een grote kans op risicovolle situaties ontstaat, op basis van een door de reclassering aangevraagd indicatiestelling gedurende maximaal zeven weken klinisch laat opnemen voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt, meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Geldbedrag van € 500,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R. Kuiper en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juli 2021.