ECLI:NL:GHAMS:2021:2098

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
23-000714-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor oplichting en diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was eerder veroordeeld voor een reeks oplichtingen en diefstallen met valse sleutels, gepleegd tussen augustus en september 2015. De verdachte had zich voorgedaan als bankmedewerker en op slinkse wijze bankpassen en pincodes van voornamelijk oudere slachtoffers afhandig gemaakt. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2021 en de eerdere zittingen. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de feiten, maar het hof heeft geen geloof gehecht aan zijn verklaring over de rol van een mededader. Het hof heeft de tenlastelegging in hoger beroep gewijzigd en de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten van oplichting en diefstal. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, welke straf het hof heeft bevestigd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het strafblad van de verdachte, dat een lange reeks van eerdere veroordelingen vertoonde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, en moet een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000714-18
datum uitspraak: 15 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-871490-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2015 tot en met 19 september 2015 op een of meer tijdstip(pen), te Wormerveer en/of Beverwijk en/of Woerden en/of Monnickendam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,(telkens) [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en/of bijbehorende pincode, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader (telkens)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven
- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich aan de deur voorgedaan als een medewerker van de bank en/of
- aangegeven dat voornoemd(e) slachtoffer(s) een brief van de bank over de bankpas hadden ontvangen en/of
- aangegeven dat voornoemd(e) slachtoffer(s) de bankpas moest(en) omruilen en vervolgens inleveren en/of
- hierbij een nieuwe pinpas aan voornoemde slachtoffer(s) afgegeven en/of
- tegen voornoemde slachtoffer(s) aangegeven dat het noodzakelijk was de bijbehorende pincode te verstrekken, waardoor [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2015 tot en met 19 augustus 2015, op een of meer tijdstip(pen), te Woerden en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen een geldbedrag van 250 euro en/of 1000 euro en/of 250 euro (totaal een bedrag van 1500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader, zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 2] en/of de (bij die bankpas horende)pincode;
3.
hij op of omstreeks 19 augustus 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 4] en/of de (bij die bankpas horende)pincode;
4.
hij op of omstreeks 24 augustus 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 250 euro en/of 1000 euro elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 5] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
5.
hij op of omstreeks 26 augustus 2015, te Wormerveer, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van de wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, een of meerdere geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan, [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of dat (die) weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader, (zonder toestemming) gebruik gemaakt van de bankpas van die [slachtoffer 1] en/of de (bij die bankpas horende) pincode en/of (vervolgens) een- of meerdere ma(a)l(en) geprobeerd te pinnen bij een geldautomaat (gelegen aan de [adres] en/of) zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
6.
hij op of omstreeks 26 augustus 2015 te Beverwijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag, te weten een geldbedrag van 1000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming)gebruik te maken van de bankpas van die [benadeelde] en/of de (bij die bankpas horende)pincode;
7.
hij op of omstreeks 19 september 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 3] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. Onder feit 2 is, zoals ook door de rechtbank al vastgesteld, tegen de achtergrond van de inhoud van het dossier en hetgeen is besproken ter terechtzitting sprake van een kennelijke verschrijving. Het hof zal hier de juiste inhoud van de tenlastelegging vaststellen en twee keer ‘september’ lezen in plaats van ‘augustus’. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en het hof ten aanzien van feit 1 tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverwegingen naar aanleiding van de verklaring van de verdachte

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bekend bij alle tenlastegelegde feiten betrokken te zijn geweest. Volgens zijn zeggen werkte hij samen met ene ‘[naam]’. De rol van de verdachte zou er meestal in hebben bestaan dat hij met een buitgemaakte bankpas ging pinnen, maar in sommige gevallen is hij ook degene geweest die de woning van de slachtoffers binnenging. Hij en ‘[naam]’ werkten wel volgens een vooraf afgesproken plan om door middel van oplichting bankpasjes met pincode van de slachtoffers afhandig te maken.
Met uitzondering van de oplichting van [slachtoffer 3], die gedurende de oplichting in haar woning met iemand anders heeft gebeld die het verhaal van de oplichter in haar woning bevestigde, biedt het dossier geen solide aanknopingspunten voor betrokkenheid van een mededader. Behoudens voor zover de verklaring van de verdachte betrekking heeft op de oplichting van [slachtoffer 3], hecht het hof dan ook geen geloof aan de verklaring van de verdachte. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verklaring van de verdachte nauwelijks is geconcretiseerd en hij zijn verklaring niet verifieerbaar heeft gemaakt door van ‘[naam]’ gegevens te verstrekken.
Op grond van de verklaring van de verdachte, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, acht het hof bewezen dat de verdachte de oplichting van [slachtoffer 3] tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. De bijdrage van degene die aan de telefoon is gekomen acht het hof van zodanig gewicht dat deze persoon als medepleger kan worden beschouwd. Immers moest deze persoon tevoren goed op de hoogte zijn van het gezamenlijke oplichtingsplan en zou de oplichting zonder de juiste geruststellende mededelingen zijnerzijds niet gelukt zijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 26 augustus 2015 tot en met 19 september 2015 te Wormerveer en Beverwijk en Woerden, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, telkens [slachtoffer 1] en [benadeelde] en [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en bijbehorende pincode, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich aan de deur voorgedaan als een medewerker van de bank en
- aangegeven dat voornoemde slachtoffers een brief van de bank over de bankpas hadden ontvangen en
- aangegeven dat voornoemde slachtoffers de bankpas moesten omruilen en vervolgens inleveren en
- hierbij een nieuwe pinpas aan voornoemde slachtoffers afgegeven en
- tegenover voornoemde slachtoffers aangegeven dat het noodzakelijk was de bijbehorende pincode te verstrekken, waardoor [slachtoffer 1] en [benadeelde] en [slachtoffer 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
hij op 19 september 2015 te Monnickendam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en bijbehorende pincode, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich aan de deur voorgedaan als een medewerker van de bank en
- aangegeven dat voornoemd slachtoffer een brief van de bank over de bankpas hadden ontvangen en
- aangegeven dat voornoemd slachtoffer de bankpas moest omruilen en vervolgens inleveren en
- tegenover voornoemd slachtoffer aangegeven dat het noodzakelijk was de bijbehorende pincode te verstrekken, waardoor [slachtoffer 3] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 18 tot en met 19 september 2015, te Woerden en Amsterdam telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geldautomaten heeft weggenomen een geldbedrag van 250 euro en 1000 euro en 250 euro (totaal een bedrag van 1500 euro), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 2] en de bij die bankpas horende pincode;
3.
hij op 19 augustus 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 4] en de bij die bankpas horende pincode;
4.
hij op 24 augustus 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 250 euro en 1000 euro toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 5] en de bij die bankpas horende pincode;
5.
hij op 26 augustus 2015, te Wormerveer, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van de wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, een of meerdere geldbedrag(en), toebehorende aan, [slachtoffer 1], en dat (die) weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van de bankpas van die [slachtoffer 1] en meerdere malen heeft geprobeerd te pinnen bij een geldautomaat gelegen aan de [adres],
zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
6.
hij op 26 augustus 2015 te Beverwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 euro, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [benadeelde] en de bij die bankpas horende pincode;
7.
hij op 19 september 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 3] en de bij die bankpas horende pincode.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd
en
medeplegen van oplichting.
Het onder 2, 3, 4, 6 en 7 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep wat betreft de opgelegde straf zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en oplichting van hoogbejaarde slachtoffers. Hij heeft deze ouderen – in één geval samen met een ander – op doortrapte wijze, in hun woning, hun bankpas en pincode afhandig gemaakt. Hij is vervolgens met die bankpassen gaan pinnen. Daardoor is een aantal slachtoffers niet alleen geld kwijt geraakt, maar is het gevoel van veiligheid van de slachtoffers in en rond hun huis ernstig aangetast. De slachtoffers behoren tot een zeer kwetsbare groep mensen. Zij zijn door hun hoge leeftijd in toenemende mate afhankelijk van hun medemensen, op wie zij moeten kunnen vertrouwen. De verdachte heeft daar op lafhartige wijze misbruik van gemaakt. Dergelijke feiten leiden tevens tot maatschappelijke onrust, niet alleen onder ouderen in het algemeen, maar bij de betrokken slachtoffers en hun naasten in het bijzonder. De verdachte heeft zich aan deze gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers niets gelegen laten liggen, maar heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
De verdachte heeft de strafmaat als reden genoemd voor het hoger beroep. Zijn raadsman heeft er op gewezen dat op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) rekening moet worden gehouden met een aantal veroordelingen tot aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Hij heeft betoogd dat de verdachte voor de nu bewezenverklaarde feiten niet nog eens 15 maanden gevangenisstraf zou hebben gekregen, als deze feiten tezamen zouden zijn berecht met de andere relevante veroordelingen zoals daarvan blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 juni 2021 (hierna: strafblad).
De verdachte heeft een fors strafblad. De eerste veroordeling van de verdachte ter zake van een reeks gevallen van oplichting en diefstal met valse sleutels ziet op feiten begaan in 1995. Sindsdien is sprake van een zeer lange reeks veroordelingen ter zake van soortgelijke feiten, waarvoor de verdachte in totaal vele jaren gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Door die straffen heeft de verdachte zich klaarblijkelijk niet laten weerhouden door te gaan met het plegen van vermogensdelicten. De feiten die bij dit arrest bewezen zijn verklaard zijn gepleegd terwijl de verdachte in een proeftijd liep van een eerdere onherroepelijke veroordeling. Uit het strafblad blijkt dat de verdachte inmiddels ook onherroepelijk is veroordeeld voor feiten die door hem zijn gepleegd na de bij dit arrest bewezenverklaarde feiten, waaronder opnieuw diverse gevallen van diefstal met valse sleutels en andere gekwalificeerde vermogensdelicten. Het hof moet op de voet van artikel 63 Sr ermee rekening houden dat aan de verdachte in totaal zes jaar en drie maanden gevangenisstraf is opgelegd, terwijl het maximum op de bij dit arrest bewezenverklaarde feiten acht jaar gevangenisstraf is.
Voor de stelling van de verdachte ter terechtzitting, dat hij het roer zou hebben omgegooid, ontbreekt vooralsnog elk aanknopingspunt. Het hof acht daarom het opleggen van een gevangenisstraf noodzakelijk om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten kan plegen.
In het licht van het vorenstaande acht het hof, alles afwegende en met inachtneming van het bepaalde in artikel 63 Sr een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 650,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 augustus 2015.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R. Kuiper en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. de Bruin, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juli 2021.
Mr. Van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.