ECLI:NL:GHAMS:2021:2436
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor rechtsbijstand en loonderving in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan over verzoekschriften tot vergoeding van kosten in verband met rechtsbijstand en schade door loonderving. Het verzoekschrift, ingediend op 16 januari 2021, betreft een vergoeding van € 5.190,90 voor rechtsbijstand in de strafzaak en € 550,00 voor rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. Daarnaast vraagt de verzoeker een schadevergoeding van € 300,00 voor loonderving door tijdverzuim tijdens de rechtszittingen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker niet in raadkamer is verschenen, maar dat de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker wel zijn gehoord. Het hof heeft de stukken van de strafzaak bekeken en op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beoordeeld of er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van de gevraagde schadevergoeding.
Het hof heeft geoordeeld dat de verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de loonderving, aangezien hij enkel een inschrijving bij de Kamer van Koophandel heeft overgelegd. Dit voldeed niet aan de eisen die het hof stelt aan de onderbouwing van een dergelijk verzoek. Echter, het hof heeft wel gronden van billijkheid aanwezig geacht voor de toekenning van de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een totale vergoeding van € 5.740,90 toe te kennen aan de verzoeker, waarbij het overige verzoek is afgewezen. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 8 juni 2021.