ECLI:NL:GHAMS:2021:2439

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
000056-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, ingediend op 12 januari 2021, met betrekking tot de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand. Het verzoek betreft een schadevergoeding van € 2.745,00 voor kosten gemaakt in de strafzaak en € 550,00 voor kosten in de verzoekschriftprocedure. De advocaat-generaal heeft op 2 februari 2021 het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 25 mei 2021 was verzoeker niet aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak, die eindigde zonder oplegging van straf of maatregel, tijdig is ingediend. Op basis van artikel 534, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) heeft het hof geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Het hof heeft echter de kosten voor de verzoekschriftprocedure gematigd, omdat verzoeker drie gelijktijdige verzoekschriften had ingediend die grotendeels gelijkluidend waren.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om een totale vergoeding van € 3.115,00 toe te kennen aan verzoeker, bestaande uit € 2.745,00 voor de strafzaak en een gematigde vergoeding voor de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft de overige verzochte bedragen afgewezen en de onverwijlde betekening van de beschikking aan verzoeker bevolen. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter, mr. R.D. van Heffen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000056-21 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002307-19
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.J. Pardijs,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 12 januari 2021 ingekomen.
Op 2 februari 2021 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 25 mei 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 2.745,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 22 oktober 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 2.745,00.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure. In het feit dat verzoeker drie verzoekschriften heeft ingediend die gelijktijdig in raadkamer zijn behandeld en die bovendien grotendeels gelijkluidend zijn, ziet het hof aanleiding de kosten van rechtsbijstand voor het toelichten van de verzoekschriften te matigen en wordt voor de drie verzoekschriften steeds een derde toegewezen van de forfaitaire vergoeding voor het toelichten. Het hof zal derhalve een bedrag toewijzen van € 280,00 voor het indienen en (€270/3) € 90,00 voor het toelichten van het verzoekschrift.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 3.115,00 (drieduizend honderdvijftien euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, J.W.P. van Heusden en V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij ontstentenis van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 8 juni 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 3.115,00 (drieduizend honderdvijftien euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 8 juni 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter