ECLI:NL:GHAMS:2021:2440

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
000412-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding en kosten voor rechtsbijstand aanvroeg in verband met zijn voorlopige hechtenis en de daaruit voortvloeiende schade. Het verzoekschrift is op 2 februari 2021 ingediend, waarna het Openbaar Ministerie op 20 mei 2021 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 25 mei 2021 is verzoeker niet verschenen, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. Verzoeker heeft schade geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis en vraagt een vergoeding van € 7.250,00 voor deze schade, evenals kosten voor rechtsbijstand van € 267,41 en € 550,00 voor de procedure.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000412-21 (530 Sv) en 000413-21 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-003427-16
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1973,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. K.H. Zonneveld,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 2 februari 2021 ingekomen.
Op 20 mei 2021 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 25 mei 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van -het hof begrijpt- € 7.250,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 267,41;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 4 december 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv
Verzoeker is op 23 augustus 2016 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 25 augustus 2016 de voorlopige hechtenis van appellant bevolen. Verzoeker is op 21 november 2016 in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 7.250,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv
In raadkamer is toegelicht dat de onder b verzochte kosten zijn gemaakt om de consequenties van de uitspraak in de strafzaak toe te lichten. Indien deze kosten al als kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak moeten worden beschouwd is het hof van oordeel dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat verzoeker op toevoeging heeft geprocedeerd en deze kosten worden geacht daaronder te zijn begrepen. Het verzoek moet in zoverre worden afgewezen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure. In het feit dat verzoeker twee verzoekschriften heeft ingediend die gelijktijdig in raadkamer zijn behandeld en die bovendien grotendeels gelijkluidend zijn, ziet het hof aanleiding de kosten van rechtsbijstand voor het toelichten van de verzoekschriften te matigen en wordt voor de twee verzoekschriften steeds de helft toegewezen van de forfaitaire vergoeding voor het toelichten. Het hof zal derhalve een bedrag toewijzen van € 280,00 voor het indienen en (€270/2) € 135,00 voor het toelichten van het verzoekschrift.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 7.250,00 (zevenduizend tweehonderdvijftig euro.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 415,00 (vierhonderdvijftien euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, J.W.P. van Heusden en V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij ontstentenis van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 8 juni 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 7.665,00 (zevenduizend zeshonderdvijfenzestig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 8 juni 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter