Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
pied à terre. [appellant] heeft hier onvoldoende tegenin gebracht. De door hem overgelegde getuigenverklaringen zijn niet voldoende concreet over de wijze waarop en mate waarin hij gebruik maakt van het gehuurde. Dat [appellant] op het adres post ontvangt, is een rechtstreeks gevolg van het feit dat hij zich op het adres van het gehuurde heeft ingeschreven en toont niet aan dat hij ook daadwerkelijk in het gehuurde woont. Na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in april 2019 is [appellant] vaker gezien in de buurt van het gehuurde en heeft hij daar ook meer pintransacties uitgevoerd. Dat zegt echter niets over zijn woonsituatie in de periode daaraan voorafgaand. Hetzelfde geldt voor de beslissing van de Gemeente Zaanstad om [appellant] weer een uitkering toe te kennen; dat dat met terugwerkende kracht is gebeurd, is niet aangevoerd. Door [appellant] overgelegde treinkaartjes en aankoopbonnen zeggen niets over zijn woonsituatie. [appellant] heeft niet willen ingaan op het voorstel van Parteon voor een huisbezoek direct aansluitend op het gesprek op kantoor in januari 2019 en heeft zichzelf daarmee de mogelijkheid ontnomen zijn verweer overtuigend te adstrueren. Het voorgaande betekent dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.