ECLI:NL:GHAMS:2021:2640

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
23-001771-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake poging tot diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 augustus 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor twee pogingen tot diefstal uit auto’s. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een laptop, een iPhone en een zonnebril, en het zich toegang verschaffen tot de voertuigen door middel van braak. Tijdens de zitting op 19 augustus 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend is bewezen dat hij de laptop en telefoon heeft weggenomen, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal van goederen uit de auto’s van twee slachtoffers, waarbij hij de portiersloten heeft geforceerd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van één week. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001771-20
datum uitspraak: 2 september 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-200382-20 en 13-122292-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Amsterdam een laptop (merk HP) en/of een Iphone en/of een zonnebril (merk Ray Ban), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- ( ten aanzien van [slachtoffer 2]) naar zijn auto (een Peugeot) is toegelopen en/of vervolgens het slot van het portier heeft geforceerd en/of heeft verbroken en/of vervolgens het portier heeft geopend en/of vervolgens in de auto is gestapt en/of vervolgens op/in de achterbank en/of het dashboardkastje van voornoemd voertuig heeft gekeken en/of
- ( ten aanzien van [slachtoffer 3]) naar haar auto (een Fiat) is toegelopen en/of vervolgens het slot van het portier heeft geforceerd en/of heeft verbroken en/of vervolgens het portier heeft geopend en/of vervolgens in de auto is gestapt en/of vervolgens voornoemd voertuig heeft doorzocht en/of vervolgens de achterbak heeft geopend,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe dat uit de stukken in het dossier en het onderzoek op de terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat de bij de medeverdachte aangetroffen laptop en telefoon door de verdachte zijn weggenomen uit de auto van de aangeefster.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde betwist dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ‘braak’ door de portiersloten te forceren.
Het hof verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer. Uit de te bezigen bewijsmiddelen volgt dat zowel de Peugeot als de Fiat door de rechthebbenden afgesloten en onbeschadigd zijn achtergelaten. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte bij de portieren van beide auto’s heeft zien ‘rommelen’ alvorens in te stappen en door de aangevers is vervolgens geconstateerd dat de portiersloten waren geforceerd. Daar komt bij dat het verweer impliceert dat iemand anders dan de verdachte in een eerder stadium de sloten zou hebben geforceerd. Dit alternatief scenario is niet op enige wijze aannemelijk geworden en vindt overigens ook geen steun in het door de verdachte - die ter terechtzitting in hoger beroep niet is verschenen – in eerste aanleg ingenomen standpunt, toen hij heeft ontkend dat hij überhaupt in de auto’s is gaan zitten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 augustus 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer goederen van zijn gading, geheel of ten dele aan een ander toebehorende, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- ( ten aanzien van [slachtoffer 2]) naar zijn auto (een Peugeot) is toegelopen en vervolgens het slot van het portier heeft geforceerd en vervolgens het portier heeft geopend en vervolgens in de auto is gestapt en vervolgens op de achterbank en in het dashboardkastje van voornoemd voertuig heeft gekeken en
- ( ten aanzien van [slachtoffer 3]) naar haar auto (een Fiat) is toegelopen en vervolgens het slot van het portier heeft geforceerd en vervolgens het portier heeft geopend en vervolgens in de auto is gestapt en vervolgens voornoemd voertuig heeft doorzocht en vervolgens de achterbak heeft geopend,
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot diefstal uit een auto door middel van braak. Hij heeft de sloten van de portiers geforceerd en vervolgens tevergeefs gezocht naar goederen van zijn gading. Dit zijn ergerlijke feiten die schade en overlast veroorzaken. De verdachte heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom en slechts uit te zijn op eigen financieel gewin. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de gedupeerden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 augustus 2021 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens vermogensdelicten en is in 2017 de ISD-maatregel aan hem opgelegd wegens diefstallen uit auto’s. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2020, parketnummer 13-122292-20, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. K.J. Veenstra en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 september 2021.
Mr. H. Sytema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]