In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, was aangeklaagd voor het besturen van een voertuig onder invloed van drugs, specifiek amfetamine-achtigen, op 26 augustus 2019 te Purmerend. De verdachte was betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval en werd positief getest op cocaïne, amfetamine en methamfetamine. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het primair tenlastegelegde had begaan. De raadsman voerde aan dat het bloedonderzoek niet binnen de wettelijke termijn was uitgevoerd, wat de betrouwbaarheid van het resultaat in twijfel trok. Het hof oordeelde echter dat de waarborgen voor het bloedonderzoek waren nageleefd en dat het onderzoeksresultaat voldoende betrouwbaar was. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de primaire tenlastelegging, maar het hof achtte de subsidiaire tenlastelegging bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor negen maanden. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor rijden onder invloed van alcohol.