ECLI:NL:GHAMS:2021:2704
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen in het kader van gezinsproblemen en huiselijk geweld
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], die respectievelijk in 2016 en 2018 zijn geboren. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2020, waarin de kinderen onder toezicht werden gesteld van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De moeder voerde aan dat er geen gronden voor de ondertoezichtstelling bestonden en dat de kinderen zich goed ontwikkelden zonder dat er zorgen waren over hun verzorging.
De raad voor de Kinderbescherming, verweerder in hoger beroep, stelde echter dat de spanningen tussen de ouders en het huiselijk geweld gepleegd door de vader een ernstige bedreiging vormden voor de ontwikkeling van de kinderen. De vader was in detentie geweest en er was een contactverbod tussen hem en de moeder. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de ondertoezichtstelling zorgvuldig gewogen, inclusief de verklaringen van de moeder en de raad, en heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling op goede gronden was uitgesproken.
Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was voor de bescherming van de kinderen, maar dat de gronden voor deze maatregel op 17 maart 2021 niet langer aanwezig waren. De GI had op die datum aangegeven geen verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken, wat het hof leidde tot de conclusie dat de bestreden beschikking voor de periode vanaf 17 maart 2021 moest worden vernietigd. De beschikking werd bekrachtigd voor de periode van 29 juli 2020 tot 17 maart 2021, maar de ondertoezichtstelling werd opgeheven met ingang van 17 maart 2021.