ECLI:NL:GHAMS:2021:2752

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
23-002722-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging en opzetheling van voertuigen met betrekking tot camper en motorfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal in vereniging van een camper en een personenauto, en opzetheling van een camper en een motorfiets. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 oktober 2019 in Amsterdam samen met een ander een Fiat Ducato (camper) heeft gestolen, en op 5 november 2019 in Haarlem een Fiat Panda heeft weggenomen. Daarnaast heeft de verdachte op 23 augustus 2019 in Zandvoort een camper en een motorfiets verworven, terwijl hij wist dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte in eerste aanleg als geloofwaardiger beoordeeld dan die in hoger beroep, en heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn mededader nauw en bewust hebben samengewerkt bij de diefstal van de camper. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. Het hof heeft ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002722-20
datum uitspraak: 21 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-267228-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd -voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde- dat:
1. primair
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Fiat Ducato (Camper, kenteken [kenteken 1]) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoort, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
1. subsidiair
een onbekende op of omstreeks 31 oktober 2019 te Amsterdam althans in Nederland een Fiat Ducato ([kenteken 1]) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoort, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak bij welk feit verdachte behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan en/of het gestolen goed op te slaan in zijn, verdachtes, garage;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 5 november 2019 in elk geval in de maand november 2019 te Heemstede, een goed te weten een Fiat Ducato (kenteken [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. primair
hij op of omstreeks 5 november 2019 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Fiat Panda (kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen Fiat Panda onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of een valse sleutel zijnde een (OBD2) apparaat om de code van de auto uit te lezen en te gebruiken;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 5 november 2019 in elk geval in de maand november 2019 te Heemstede, een goed te weten een Fiat Panda (kenteken [kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Zandvoort, een goed te weten een Volkswagen Multivan heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. primair
hij op of omstreeks 23 september 2019 te Zandvoort, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een (camper)busje (merk Fiat) en/of een motorfiets (merk Ducati) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 23 september 2029, te Zandvoort, in elk geval in Nederland, een voorwerp, voorwerpen, te weten:
  • een Ducati motorfiets [toen gekentekend [kenteken 3]] en/of
  • een Ducato camper [toen gekentekend [kenteken 4]]
heeft voorhanden gehad en/of omgezet en/of de werkelijke aard verhuld, door wijziging kenteken(s) en/of VIN-nummer(s) terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp, die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit eigen misdrijf;
5.
hij op of omstreeks 7 november 2019 te Heemstede, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(e) dan de in de artikelen 217 en 218 van het Wetboek van strafrecht bedoelde merken, te weten een Voertuig identificatienummer(s)/chassisnummer(s), (zijnde - telkens- een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken) dat/die krachtens het Voertuigreglement, althans krachtens wettelijk voorschrift, op een motorvoertuig (Fiat, gekentekend [kenteken 2]) aan te brengen, (telkens) (valselijk) bezig is geweest in elk geval bezig was voorbereidingen te treffen het/de echte identificatienummer(s)/chassisnummer(s) (telkens) te vervalsen/te veranderen, immers was verdachte, nadat door hem de (board)computer en/of het tellersysteem van de Fiat Panda met kenteken [kenteken 5] al waren omgezet, bezig (telkens) opzettelijk valselijk het/de identificatienummer(s)/chassisnummer(s) [[nummer 1]] (horend bij een reeds door verdachte afgevoerde Fiat Panda(kenteken [kenteken 5]), )) te (willen) plaatsen op een/de motorvoertuig (Fiat Panda, oorspronkelijk gekentekend [kenteken 2], chassisnummer [nummer 2]), (telkens) met het oogmerk om dat/die motorvoertuig(en) te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld(e) identificatienummer(s)/chassisnummer(s) krachtens genoemd artikel, althans krachtens genoemd wettelijk voorschrift, echt en onvervalst was/waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde zal het hof evenals de politierechter de vermelde datum van 23 september 2019, respectievelijk 23 september 2029, als een kennelijke verschrijving beschouwen en hier 23 augustus 2019 lezen.
De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof heeft beraadslaagd op de grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De raadsman heeft namens de verdediging verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde, te weten diefstal in vereniging. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte enkel op de uitkijk heeft gestaan, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking te komen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep daarover verklaard dat hij op 250 à 300 meter afstand stond te wachten zodat degene met wie hij op pad was, de camper kon stelen en vervolgens achter hem aan kon rijden naar verdachtes garage. De diefstal vond plaats in een opwelling en was niet van te voren besproken. Wel kan medeplichtigheid aan de diefstal worden bewezen.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep verschillend heeft verklaard over zijn rol bij de diefstal van de camper. Immers heeft hij ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 november 2020 het volgende verklaard:
Ik was erbij toen de camper gestolen werd. Ik stond verderop op de uitkijk. Ik wist dat het ging gebeuren. Ik reed daar en zag de camper toevallig staan. Ik ben samen met die persoon naar de camper gegaan. Ik had samen met die ander het idee om de camper te stelen. We zijn samen naar de [straat] gereden.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg prevaleert boven de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, nu er geen aanknopingspunten zijn aan die eerste verklaring, die in het bijzijn van zijn raadsman en ten overstaan van een rechter is afgelegd, te twijfelen. Gelet op de inhoud van zijn verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg in samenhang met de inhoud van de overige bewijsmiddelen heeft de verdachte met zijn mededader het plan opgevat de camper te stelen, zijn ze daartoe samen naar de camper gegaan en hebben zij beiden een rol gehad bij de uitvoering van de diefstal. Vervolgens is de gestolen camper door de verdachte en zijn mededader naar de garagebox van de verdachte gebracht. De bijdrage van de verdachte aan de diefstal ging derhalve verder dan het ‘slechts’ op de uitkijk staan. Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte en zijn mededader nauw en bewust hebben samengewerkt bij de diefstal van de camper en dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht was, zodat medeplegen is bewezen.
Derhalve verwerpt het hof het verweer.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde

De raadsman heeft namens de verdediging verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 4 primair tenlastegelegde, te weten opzetheling, omdat de verdachte heeft bekend de camper en de motor te hebben gestolen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep deze bekentenis herhaald, zodat geen bewezenverklaring voor opzetheling zou kunnen volgen.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep verschillend heeft verklaard. Immers heeft hij – zakelijk weergeven – ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 november 2020 het volgende verklaard:
De camper was gestolen en omgekat. De camper is mij aangeboden op [chat]. Dat is een anonieme chat. Ik wist dat de camper gestolen was. Als iets op [chat] wordt aangeboden, dan kun je aanvoelen dat het gestolen is. Voor de motor geldt het zelfde. Die heb ik op dezelfde manier gekocht.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg prevaleert boven de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, nu er geen aanknopingspunten zijn aan die eerste verklaring, die in het bijzijn van zijn raadsman en ten overstaan van een rechter is afgelegd, te twijfelen. Gelet op de inhoud van zijn verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte de camper en de motor verworven, terwijl hij wist dat het gestolen goederen betrof. In dat licht acht het hof de gewijzigde verklaring van de verdachte daaromtrent ter terechtzitting in hoger beroep ongeloofwaardig. Derhalve verwerpt het hof het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 4 primair en het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 31 oktober 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, een Fiat Ducato (Camper, kenteken [kenteken 1]), die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. primair
hij op 5 november 2019 te Haarlem, een Fiat Panda (kenteken [kenteken 2]), die aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen Fiat Panda onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde een (OBD2) apparaat om de code van de auto uit te lezen en te gebruiken;
4.
primair
hij op 23 augustus 2019 te Zandvoort, een camperbusje (merk Fiat) en een motorfiets (merk Ducati) heeft voorhanden gehad, terwijl hij telkens ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op 7 november 2019 te Heemstede, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een ander dan de in de artikelen 217 en 218 van het Wetboek van strafrecht bedoelde merken, te weten een Voertuig identificatienummer, (zijnde een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek
van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens het Voertuigreglement, op een motorvoertuig
(Fiat, gekentekend [kenteken 2]) moeten worden aangebracht) aan te brengen, valselijk bezig is geweest het echte identificatienummer te vervalsen, immers was verdachte, nadat door hem de boardcomputer en het tellersysteem van de Fiat Panda met kenteken [kenteken 5] al waren omgezet, bezig opzettelijk valselijk het identificatienummer [[nummer 1]] (horend bij een reeds door verdachte afgevoerde Fiat Panda met kenteken [kenteken 5]), te plaatsen op een motorvoertuig (Fiat Panda, oorspronkelijk gekentekend [kenteken 2], chassisnummer [nummer 2]), met het oogmerk om dat motorvoertuig te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld identificatienummer krachtens genoemd reglement, echt en onvervalst was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 primair, onder 2 primair, onder 4 primair en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 4 primair en het onder 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
poging tot andere dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens wettelijke voorschrift op goederen moeten worden geplaatst, daarop valselijk plaatsen, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft – indien het hof tot een bewezenverklaring komt – oplegging van een taakstraf verzocht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hij schoon schip heeft gemaakt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een camper (samen met een ander) en aan de diefstal van een personenauto. Daarnaast heeft verdachte een camper en een motorfiets geheeld. Tot slot heeft hij geprobeerd een gestolen auto om te katten. Deze feiten getuigen van een professionele werkwijze. Door de diefstallen zijn mensen rechtstreeks gedupeerd. Door de heling heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een markt voor gestolen voertuigen en daarmee aan het voortduren van diefstal van deze goederen. Het omkatten van een gestolen auto betekent dat deze voor politie niet meer herkenbaar is als oorspronkelijk gestolen. De opsporing wordt hierdoor bemoeilijkt en de rechtmatige eigenaar heeft daardoor een geringe kans om zijn bezit terug te krijgen. Door het plegen van deze feiten is aan de benadeelden zowel schade als overlast berokkend. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich laat leiden door enkel zijn eigen persoonlijk gewin. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendomsrecht.
Bij feiten als de onderhavige ligt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als gevorderd door de advocaat-generaal in beginsel in de rede. Toch zal het hof daarvoor in dit geval niet kiezen. Daartoe is het volgende redengevend.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 augustus 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte sinds het begaan van het bewezenverklaarde feit in de zaak met parketnummer 23-000442-21, die tegelijkertijd met deze zaak in hoger beroep is behandeld, niet met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens nieuwe strafbare feiten. Daarnaast heeft het hof gelet op de in hoger beroep besproken persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is vijf dagen per week werkzaam als ZZP’er. Verder is zijn vriendin ernstig en mogelijk levens-bedreigend ziek, waardoor de verdachte in grote mate de zorg voor hun kind op zich heeft genomen. Wanneer de verdachte langdurig gedetineerd zou raken, zouden de gevolgen voor het dagelijks leven van zijn gezin ingrijpend zijn. Tevens heeft het hof meegewogen dat de verdachte grotendeels openheid van zaken heeft gegeven over de tenlastegelegde feiten. Gelet op het voorgaande komt het hof tot oplegging van een taakstraf. Gezien de ernst van de feiten en om herhaling van het plegen van strafbare feiten te voorkomen acht het hof voorts oplegging van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf geboden.
Het hof acht, alles afwegende, en rekening houdend met het bepaalde in artikel 63 Sr, ook gelet op het arrest dat het hof heden in de hiervoor genoemde andere strafzaak zal wijzen, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
Het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 4 primair en het onder 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurdverklaard:
3
STK lockpicjs (1081456);
1. STK gereedschap om slot open te maken (1081457);
2 STK schroevendraaier (1081459);
1. STK verfafbrander (1081477);
1. STK schroefmachine (1081160);
1. STK schroevendraaier (1081161);
1. STK schroef (1081162);
1. STK slot (1081163);
1. STK bithouder torx (1081164).
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 4 primair en het onder 5 begane feit aangetroffen. Het behoort aan de verdachte toe en zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet:
7,45 GR Hennep (1081435).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36d, 45, 57, 63, 219, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 4 primair en het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, het onder 2 primair, het onder 4 primair en het onder 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
87 (zevenentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3 STK lockpicjs (1081456);
1. STK gereedschap om slot open te maken (1081457);
2 STK schroevendraaier (1081459);
1. STK verfafbrander (1081477);
1. STK schroefmachine (1081160);
1. STK schroevedraaier (1081161);
1. STK schroef (1081162);
1. STK slot (1081163);
1. STK bithouder torx (1081164).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
7,45 GR Hennep (1081435).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 september 2021.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]