ECLI:NL:GHAMS:2021:2781
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep betreffende overtreding van de Noodverordening COVID-19
Op 27 september 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een tenlastelegging van het openbaar ministerie, waarin de verdachte werd beschuldigd van het handelen in strijd met de Noodverordening COVID-19 op 13 april 2020. De verdachte zou zich in een groep van drie of meer personen hebben bevonden zonder de vereiste 1,5 meter afstand te houden. Tijdens de zitting op 13 september 2021 heeft het hof het dossier bestudeerd en de vordering van de advocaat-generaal gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechter oordeelde dat uit de Noodverordening niet kon worden afgeleid dat de geparkeerde auto waarin de verdachte zich bevond, als onderdeel van de publieke ruimte werd beschouwd. Dit aspect was cruciaal, aangezien de definitie van publieke ruimte in de Noodverordening van 29 april 2020 pas werd uitgebreid om voertuigen te omvatten.
Daarom heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering in strafzaken, vooral in het kader van de COVID-19 regelgeving, en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte.