In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor witwassen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 1 september 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak heeft gevraagd voor de verdachte. De tenlastelegging betrof het verwerven en verbergen van geldbedragen, waarvan werd aangenomen dat deze mogelijk afkomstig waren van een misdrijf.
Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden waaronder de geldbedragen bij de verdachte zijn aangetroffen, het vermoeden rechtvaardigen dat deze afkomstig zouden kunnen zijn van witwassen. Echter, na het horen van de verklaring van de verdachte en de door hem overgelegde stukken, concludeert het hof dat er onvoldoende bewijs is om met zekerheid vast te stellen dat de geldbedragen geen legale herkomst hebben. Dit leidt tot de beslissing om het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
Het hof heeft tevens bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder verschillende geldbedragen, aan de verdachte moeten worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters in tegenwoordigheid van de griffier het arrest hebben uitgesproken.