In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.A. Siddiqui, op 22 december 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren T.S. Pieters, A.S. Arnold en G.C. Boot van het Gerechtshof Amsterdam. Dit verzoek volgde na een civiel spoedappel tussen de verzoeker en [Y]. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 27 januari 2021. De verzoeker stelde dat de raadsheren vooringenomen waren, onder andere omdat zij te veel nadruk legden op een eerdere datum van 3 juni 2020 en omdat hij zich onvoldoende gehoord voelde tijdens de zitting. De raadsheren hebben in hun verweer aangegeven dat de vragen die zij stelden relevant waren voor de beoordeling van het geschil en dat de verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt toe te lichten.
De wrakingskamer heeft de gronden van het wrakingsverzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de raadsheren vooringenomen waren. De wrakingskamer oordeelde dat de vragen die door de raadsheren werden gesteld relevant waren en dat de verzoeker niet te weinig aan het woord was gelaten. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en ook het verzoek van de raadsheren om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen, afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 februari 2021.