Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Beoordeling
één griefop tegen de oordelen van de kantonrechter in het eindvonnis dat de huurovereenkomst betreffende (i) de woonruimte en (ii) de garage per 31 maart 2017 zijn geëindigd. Op die grond heeft de kantonrechter zijn vordering betreffende de betaling van de huur voor de woonruimte en de garage over de periode april tot en met juli 2017 afgewezen.
eerste griefklaagt [appellant] over de afwijzing in het tussenvonnis van zijn incidentele vordering tot afgifte van bepaalde stukken in verband met de eindafrekening van de stookkosten, VvE kosten en de vergoeding voor het gebruik van het meubilair van het gehuurde op grond van artikel 843a Rv vanwege een beroep op verrekening.
€ 1.500,00 dat [appellant] op 2 juni 2017 contant (via de makelaar van [geïntimeerde] ) aan [geïntimeerde] heeft betaald in mindering te brengen op de toegewezen hoofdsom tot betaling waarvan [appellant] bij het eindvonnis is veroordeeld. [geïntimeerde] heeft zich ten aanzien van deze grief gerefereerd aan het oordeel van het hof.
€ 1.500,00
€ 231,00
grief 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter hem ten onrechte in de proceskosten heeft veroordeeld.