ECLI:NL:GHAMS:2021:3199

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
23-001855-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over rijden met ongeldig verklaard rijbewijs en gevaarlijk rijgedrag met strafmatiging door tijdsverloop

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs en gevaarlijk rijgedrag op 11 juli 2013 te Zaandam. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, en het rijden met een te hoge snelheid terwijl hij een mobiele telefoon vasthield, wat leidde tot een aanrijding met een geparkeerd voertuig. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan beide feiten, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat dit slechts een aantekening was. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof heeft de straffen gematigd, rekening houdend met het tijdsverloop sinds de pleegdatum. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van €700,00, maar het hof besloot om een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op te leggen met een proeftijd van één jaar. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en het onaanvaardbare risico dat de verdachte had genomen door onverzekerd deel te nemen aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, en de voorzitter en de jongste raadsheer waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001855-20
datum uitspraak: 25 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-142212-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten alle, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Poelenburg, als bestuurder een motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig (bestelauto)), daarmee rijdende op de weg, de Poelenburg, met een ter plaatse (te) hoge snelheid is gekeerd waarbij hij, verdachte, een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden waarna en/of (mede) waardoor hij niet constant zijn voertuig onder controle heeft gehad en tegen een zich aldaar bevindend geparkeerd voertuig is aangereden/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 juli 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Poelenburg, als bestuurder een motorrijtuig (bestelauto) van die categorie heeft bestuurd;
feit 2.
hij op 11 juli 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, als bestuurder van een bestelauto, daarmee rijdende op de weg, de Poelenburg, met een te hoge snelheid is gekeerd waarbij hij een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden waarna en waardoor hij niet constant zijn voertuig onder controle heeft gehad en tegen een zich aldaar bevindend geparkeerd voertuig is aangereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken en voor het onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 700,00, te vervangen door 14 dagen hechtenis en een ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van beide feiten schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, gelet op het tijdsverloop sinds de pleegdatum.
Ook de raadsvrouw heeft verzocht de verdachte voor beide feiten schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een bestelauto bestuurd met een ongeldig verklaard rijbewijs. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig aan te trekken van besluiten van het bevoegd gezag die met het oog op de verkeersveiligheid worden genomen. Bovendien heeft hij een onaanvaardbaar risico genomen door onverzekerd aan het verkeer deel te nemen. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag. Hij heeft als bestuurder met hoge snelheid zijn voertuig gekeerd, terwijl hij zijn mobiele telefoon in zijn hand vasthad, waarna hij ongecontroleerd tegen een geparkeerde auto is aangereden.
Het hof houdt rekening met het forse tijdsverloop in de onderhavige strafzaak sinds de pleegdatum van 11 juli 2013. Het arrest in de onderhavige strafzaak wordt gewezen op 25 oktober 2021. Ondanks dit tijdsverloop is het hof– anders dan de advocaat-generaal en de raadsvrouw – van oordeel dat een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel een brug te ver is gelet op de ernst van de feiten en op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Wel zal het hof de straffen om die reden aanzienlijk matigen.
Het hof acht, alles afwegende, voor de beide feiten telkens een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 9, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de onder 1 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.L.M. van der Voet en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2021.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]