ECLI:NL:GHAMS:2021:3207

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
23-003274-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1957, was eerder veroordeeld voor belaging en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 september 2019. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 16 december 2020 en 11 oktober 2021. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan herhaaldelijk hinderlijk gedrag jegens de aangever, waaronder veelvuldig telefonisch contact en het bezoeken van diens woning, wat leidde tot gevoelens van onrust en onveiligheid bij de aangever. Ondanks waarschuwingen van de politie stopte de verdachte niet met zijn gedrag. Het hof heeft de eerdere straf van een taakstraf van 75 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken bevestigd, maar de bijzondere voorwaarden zijn aangepast. De verdachte kreeg een contactverbod en een locatieverbod voor de duur van de proeftijd van 3 jaren. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor immateriële schade. Het hof heeft de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte veroordeeld, die op nihil zijn vastgesteld. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. T. de Bont niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003274-19
datum uitspraak: 25 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-164602-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 december 2020 en 11 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De behandeling van de zaak is in hoger beroep op de terechtzitting van 16 december 2020 aangehouden om te kijken of mediation tussen de verdachte en de aangever [benadeelde] tot stand zou (kunnen) komen. Naar aanleiding van intakegesprekken met beide partijen is door de mediators besloten om geen gezamenlijk gesprek te faciliteren. Er is dan ook geen mediation tot stand gekomen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 75 uren, te vervangen door 37 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Tevens zijn als bijzondere voorwaarden een contactverbod en een locatieverbod opgelegd, beide voor de duur van 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de door de politierechter opgelegde straffen, met uitzondering van de duur van de bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal vordert dat de bijzondere voorwaarden gedurende de gehele proeftijd zullen gelden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een aantal maanden schuldig gemaakt aan belaging van aangever door veelvuldig telefonisch contact met hem te zoeken en naar de woning van aangever te gaan. Zelfs nadat de politie met de verdachte had gesproken, is hij niet opgehouden met zijn zeer hinderlijke gedrag. Door het handelen van verdachte heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever waardoor bij de aangever gevoelens van onrust en onveiligheid zijn ontstaan. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij het bepalen van de sanctiezwaarte en -modaliteit heeft het hof meegewogen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep meermaals het voornemen heeft geuit om opnieuw contact te zoeken met de aangever omdat hij geen andere mogelijkheid ziet om in contact te komen met de zoon van de aangever, met wie de verdachte een zakelijk conflict heeft. Gelet op dit voornemen en om te voorkomen dat de verdachte daaraan uitvoering zal geven, zal het hof naast een taakstraf van 75 uren een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opleggen met als bijzondere voorwaarden een contactverbod en een gebiedsverbod voor de gehele proeftijd, te stellen op 3 jaren.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij

De vordering behelst een ‘symbolisch’ bedrag van 30,00 euro aan immateriële schade voor het toegebrachte leed aan de benadeelde partij en zijn echtgenote. De advocaat-generaal heeft gevorderd dit bedrag toe te wijzen, de verdachte vindt dat de vordering in zijn geheel moet worden afgewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade zoals bedoeld in de wet heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen. Het hof overweegt daartoe dat uit de artikelen 6:95 juncto 6:106 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat uitsluitend in limitatief in de wet opgesomde gevallen aanspraak bestaat op "smartengeld". In het bijzonder kan in deze zaak, hoezeer ook invoelbaar is dat de belaging voor de benadeelde partij (mede) een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer vormt en voor gevoelens van angst en onveiligheid heeft gezorgd, niet worden gezegd dat sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Dit houdt in dat een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schadevergoeding ontbreekt, zodat die moet worden afgewezen.
Daarnaast vordert hij een bedrag van 15,90 euro aan materiële schade voor de reiskosten naar bureau Slachtofferhulp. Volgens vaste jurisprudentie zijn dergelijke reiskosten niet aan te merken als materiële schade, maar kunnen ze als proceskosten worden opgevoerd. Het hof beschouwt dit deel van de vordering dan ook als zodanig. Nu de vordering van de benadeelde partij echter zal worden afgewezen, is een veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij niet aan de orde.
De benadeelde partij zal, gezien het voorgaande, worden veroordeeld in de proceskosten van de verdachte, die tot op heden op nihil worden vastgesteld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
75 (vijfenzeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde].
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen een straal van 500 meter van het adres [adres 2].
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak vastgesteld op nihil.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. H.A. van Eijk en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2021.
Mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]