ECLI:NL:GHAMS:2021:3325

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
23-002232-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie met schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie, gepleegd op 18 augustus 2020 te Amsterdam. De belediging vond plaats door op de kleding van de ambtenaar te spugen, wat valt onder artikel 267 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter had eerder een straf opgelegd, en het hof heeft dit vonnis bevestigd, maar met enkele aanpassingen.

Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 7 dagen opgelegd, waarvan 4 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van €500 toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de belediging. De wettelijke rente over dit bedrag begint op de datum van de belediging, 18 augustus 2020. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

De beslissing van het hof houdt ook in dat de verdachte verplicht is om aan de Staat een bedrag van €500 te betalen als vergoeding voor de immateriële schade aan de benadeelde partij. De duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 10 dagen, maar deze heft de verplichting tot schadevergoeding niet op. Het hof heeft de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade vastgesteld op 18 augustus 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer(s) eerste aanleg : 13-210270-20 en 23-000466-19 (TUL)
parketnummer hoger beroep : 23-002232-20
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 27 oktober 2021 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 september 2020 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
gepleegd
op 18 augustus 2020 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 14a, 14b, 14c, 266, 267 en 63 Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de toepasselijke wettelijke voorschriften toevoegt en een andere beslissing neemt ter zake van de vordering van de benadeelde partij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 augustus 2020.
Gewezen door mr. N.A. Schimmel, in bijzijn van L.M. van Leeuwen, griffier.
mr. N.A. Schimmel