In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van eenvoudige belediging van een ambtenaar in functie, gepleegd op 18 augustus 2020 te Amsterdam. De belediging vond plaats door op de kleding van de ambtenaar te spugen, wat valt onder artikel 267 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter had eerder een straf opgelegd, en het hof heeft dit vonnis bevestigd, maar met enkele aanpassingen.
Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 7 dagen opgelegd, waarvan 4 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van €500 toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de belediging. De wettelijke rente over dit bedrag begint op de datum van de belediging, 18 augustus 2020. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
De beslissing van het hof houdt ook in dat de verdachte verplicht is om aan de Staat een bedrag van €500 te betalen als vergoeding voor de immateriële schade aan de benadeelde partij. De duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 10 dagen, maar deze heft de verplichting tot schadevergoeding niet op. Het hof heeft de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade vastgesteld op 18 augustus 2020.