Het hof stelt voorop dat beide partijen belang hebben bij het verkrijgen van het huurrecht van de woning. Zij beschikken allebei over beperkte financiële middelen en voor beiden geldt dat het vinden van vervangende woonruimte lastig is en naar verwachting enige tijd zal gaan duren. Wel kan ervan worden uitgegaan dat zowel de man als de vrouw in staat zullen zijn uit het maandelijkse inkomen plus eventuele toeslagen de huur van de woning te betalen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vrouw in de afgelopen jaren veelvuldig op haar schip ‘ [naam schip] ’ heeft verbleven en dit ten tijde van de zitting in hoger beroep nog steeds deed, ondanks dat het schip geen woonbestemming heeft. Zij heeft ter zitting verklaard dat tijdelijk verblijf op het schip mogelijk is en dat zij van deze mogelijkheid gebruik maakt, vanwege de slechte verstandhouding tussen partijen en de spanningen die dit bij de man oproept. Ook heeft zij verklaard dat zij in verband met haar eenmanszaak nog een aantal maanden bijzondere bijstand van de gemeente zal ontvangen vanwege de coronacrisis, dat zij een aantal contracten heeft voor het uitvoeren van zeilreizen volgend jaar en dat zij een onderzoek naar de levensvatbaarheid van haar eenmanszaak heeft laten uitvoeren, waarvan de uitkomst relatief positief was. Het hof leidt hieruit af dat niet te verwachten is dat sprake zal zijn van een faillissement, waardoor de vrouw het schip zal kwijtraken. De mogelijkheid van de vrouw om (in ieder geval tijdelijk) onderdak op haar schip te vinden weegt voor het hof bij de weging van de belangen van partijen zwaar mee. De man heeft deze mogelijkheid, in tegenstelling tot de vrouw, niet. Hij heeft altijd volledig in de woning verbleven en heeft geen uitwijkmogelijkheden. Zijn vader verblijft in een verpleegtehuis, hij heeft nauwelijks contact met zijn broer en niet is gebleken dat hij elders (tijdelijk) kan verblijven.
Bij de afweging van de belangen van partijen speelt voorts de psychische gesteldheid en de beperktere zelfredzaamheid van de man een zware rol. De man heeft ADHD, concentratieproblemen en angst- en paniekaanvallen. Hij is onder behandeling bij Psygro GGZ (Psychiatrische Groepspraktijk) te Purmerend en hij gebruikt diverse medicatie. Hij is gebaat bij rust en stabiliteit, hetgeen onder andere blijkt uit de brief in het dossier van de behandelend psychiater en de psychiatrisch verpleegkundige van de man van 15 januari 2020. In deze brief is bovendien opgenomen dat de man, gezien zijn problematiek, gebaat is bij niet te veel veranderingen tegelijkertijd in zijn woonsituatie. Ook in dit opzicht zijn de belangen van de man het meest gediend bij voortgezet verblijf in de woning.
Op grond van het voorgaande komt het hof na afweging van de wederzijdse belangen van partijen tot het oordeel dat het huurrecht van de woning aan de man dient toe te komen.
Al het overige dat door partijen is aangevoerd, maakt deze belangenafweging niet anders. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Gelet op de moeizame onderlinge verstandhouding tussen partijen en de psychische gesteldheid van de man, staat de leefbaarheid in de woning thans onder grote druk. Het hof kan zich daarom voorstellen dat de vrouw, ondanks de lastige situatie waarin zij zich bevindt, de woning op korte termijn zal moeten verlaten.