Op 27 oktober 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 maart 2020 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 27 april 2018 in Amsterdam een overtreding heeft begaan van artikel 18, eerste lid, onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 110,00 en 2 dagen hechtenis, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de strafrechtelijke procedure, waarbij de relevante wettelijke voorschriften zijn toegepast, waaronder de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening.