In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 15 januari 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van belediging van een ambtenaar en overtreding van artikel 163, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994. De feiten vonden plaats op 23 oktober 2018 te Dordrecht. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 4 tenlastegelegde. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 en 15 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor een periode van 5 maanden ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, waarbij de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering tot schadevergoeding.