In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, was aangeklaagd voor mensensmokkel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van drie maanden geëist, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, verwijzend naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die vader is van zes kinderen en kostwinner van het gezin.
Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had een vrouw Nederland binnengesmokkeld door haar op het paspoort en ticket van zijn echtgenote te laten reizen. Dit handelen ondermijnt de regels en schaadt het vertrouwen in identiteitsdocumenten. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, oordeelde het hof dat een geheel voorwaardelijke straf niet passend was. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op drie maanden, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 197a van het Wetboek van Strafrecht.