ECLI:NL:GHAMS:2021:3711

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
23-002218-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal op Schiphol met betrekking tot persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 29 september 2020 was gewezen. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal bij de Albert Heijn to go op Schiphol, waar hij op 22 september 2020 flesjes yoghurt en roombroodjes heeft weggenomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken had opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn verblijf in een beschermd wonen project en de positieve lijn in zijn recidivecijfers sinds zijn plaatsing daar. De reclassering heeft geadviseerd om het zorgtraject van de verdachte niet te doorkruisen, wat het hof heeft overgenomen in zijn beslissing. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met de bepaling dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002218-20
Datum uitspraak: 9 november 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 september 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 15-238182-20 en 15-154128-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 november 2021.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 september 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer flesjes yoghurt en/of roombroodjes en/of [winkel] caramel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [winkel] (filiaal [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 22 september 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer flesjes yoghurt en roombroodjes en [winkel] caramel, die toebehoorden aan winkelbedrijf [winkel], filiaal [adres 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Na lange tijd geen vaste woon-, of verblijfplaats te hebben gehad, is de verdachte sinds februari 2021 woonachtig bij [adres 1]. Dit is een beschermd wonen project waar 24 uur per dag woonbegeleiding aanwezig is. Het wonen op de [adres 1] maakt dat de verdachte minder cocaïne gebruikt dan voorheen. De reclassering is dan ook voorzichtig positief. Naar omstandigheden gaat het goed met de verdachte en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit niet alleen doorkruisen, maar afhankelijk van de duur ervan zou de verdachte ook zijn plek bij [adres 1] kwijt kunnen raken, hetgeen zeer onwenselijk zou zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij de [winkel] to go op Schiphol. De verdachte heeft zich hierbij niets gelegen laten liggen aan het eigendomsrecht van de winkeliers en enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Winkeldiefstallen brengen naast extra kosten ook overlast voor de winkeliers met zich mee.
Het hof heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 6 augustus 2021. Hierin wordt vermeld dat sinds het 26ste levensjaar van verdachte bekend is dat de verdachte een psychotische stoornis heeft, die tot op heden niet adequaat onder controle is geweest. In 2017 is een ISD maatregel opgelegd. Tijdens de maatregel is de verdachte geplaats bij FPA Heiloo en FPK Inforsa. Dit heeft echter niet tot het gewenste effect geleid. Sinds maart 2021 verblijft de verdachte bij de [adres 1] van [adres 1]. De reclassering is van oordeel dat inzet en ondersteuning op het vinden van een woonplek en dagbesteding de verdachte zou kunnen motiveren behandeling te accepteren en een start te maken met het aanleren van adequate coping. Vanuit die benadering acht de reclassering een voorziening zoals de [adres 1] passend bij de problematiek van de verdachte en voorziet de reclassering meer negatieve gevolgen als hij deze plek kwijt zou raken. Ook ziet de reclassering dat de verdachte in 2020 veelvuldig werd aangehouden voor winkeldiefstal terwijl in 2021 in februari één keer een aanhouding is geweest voor winkeldiefstal. Dit impliceert dat het recidiverisico na plaatsing in [adres 1] is afgenomen. Het geheel overziend acht de reclassering voortzetting van het traject bij [adres 1] gewenst.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 oktober 2021 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Meest recent is de verdachte op 13 september 2021 door rechtbank Midden-Nederland veroordeeld. Het hof heeft eveneens acht geslagen op de arresten in de zaken onder parketnummer 23-000563-20 en 23-000105-20 waarin het hof op dezelfde datum uitspraak doet.
De verdachte laat sinds hij op de [adres 1] verblijft een voorzichtig positieve lijn zien waarin hij aanzienlijk minder recidiveert en ook is de reclassering van mening dat voortzetting van het traject op de [adres 1] gewenst is. Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het niet wenselijk is om het zorgtraject waar de verdachte zich nu in bevindt en zijn verblijf op [adres 1] te doorkruisen.
Het hof acht daarom, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-154128-16

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren. In eerste aanleg heeft de rechter deze vordering toegewezen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering ten uitvoerlegging zal afwijzen.
Gelet op de hiervoor besproken persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van
23 september 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2016, parketnummer 15-154128-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van het voorarrest.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. P.C. Römer en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 november 2021.