ECLI:NL:GHAMS:2021:4045

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
200.269.744/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake beslagvrije voet en zorgtoeslag in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) met betrekking tot de beslagvrije voet. Het hof heeft eerder op 24 augustus 2021 een tussenarrest gewezen en de partijen hebben sindsdien aanvullende stukken ingediend. De kern van het geschil betreft de hoogte van de beslagvrije voet, waarbij [X] aanvoert dat de kantonrechter in het bestreden vonnis van een te lage beslagvrije voet is uitgegaan. Het hof heeft in het tussenarrest enkele verweren van [X] verworpen en de zaak naar de rol verwezen om [X] in de gelegenheid te stellen te reageren op de argumenten van LBIO.

Het hof heeft vastgesteld dat LBIO terecht heeft gesteld dat bij de berekening van de beslagvrije voet alleen rekening gehouden kan worden met de maximum uitkering aan huurtoeslag over de periode van oktober 2018 tot en met november 2020. [X] heeft betoogd dat [Y] in die periode geen zorgtoeslag heeft ontvangen, maar het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat [Y] een toeslagpartner had. De door [Y] genoten heffingslonen zijn in de overgelegde salarisspecificaties niet betwist, en het hof gaat er daarom vanuit dat [Y] geen zorgtoeslag heeft genoten.

Het hof oordeelt dat de veroordeling van [X] in het bestreden vonnis moet worden aangepast, mede om executieproblemen te voorkomen. LBIO wordt opgedragen om zijn eis te actualiseren op basis van de meest recente gegevens en het hof zal de zaak opnieuw naar de rol verwijzen voor verdere behandeling. De beslissing over grief II wordt aangehouden. Het arrest is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.269.744/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7584358 CV EXPL 19-5513
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 december 2021
inzake
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellante,
advocaat: mr. J.D. van Vlastuin te Veenendaal,
tegen
LANDELIJK BUREAU INNING ONDERHOUDSBIJDRAGEN,
gevestigd te Gouda,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.D. Rischen te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [X] en LBIO genoemd.
Het hof heeft op 24 augustus 2021 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest (verder: het tussenarrest) verwezen.
Vervolgens hebben [X] en LBIO achtereenvolgens een akte en een antwoordakte genomen.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In het tussenarrest heeft het hof in het kader van de behandeling van grief I een aantal verweren van [X] verworpen. In het kader van deze grief resteert thans ter bespreking de stelling van [X] dat de kantonrechter in het bestreden vonnis van een te lage beslagvrije voet is uitgegaan. Bij het tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen om [X] in de gelegenheid te stellen bij akte te reageren op hetgeen LBIO bij memorie van antwoord, sub 35-56, heeft aangevoerd en op de ter adstructie daarvan door LBIO overgelegde producties.
2.2.
Met hetgeen [X] in haar akte na tussenarrest heeft aangevoerd acht het hof het door LBIO in de memorie van antwoord gestelde ten aanzien van de bij de berekening van de beslagvrije voet in aanmerking te nemen huur onvoldoende gemotiveerd weersproken. LBIO heeft namelijk terecht gesteld – en dit is overigens door [X] ook niet betwist – dat in het kader van de vaststelling van de beslagvrije voet over de periode van oktober 2018 tot en met november 2020 aan woonlasten slechts rekening kan worden gehouden met de maximum uitkering aan huurtoeslag; vgl. artikel 475d (oud) Rv. Om die reden is, anders dan [X] in haar akte na tussenarrest stelt, niet van belang of [Y] in die periode meer dan de met die toeslag gemoeide bedragen aan huur heeft betaald, evenmin als de vraag waar hij toen heeft gewoond. In zoverre faalt de grief dus.
2.3.
[X] heeft gesteld dat [Y] over de periode van oktober 2018 tot en met november 2020 geen zorgtoeslag heeft genoten. Niet gesteld of gebleken is dat [Y] in deze periode een zogeheten toeslagpartner had. Het ter zake geldende toetsingsinkomen was over 2018 € 28.720,00, over 2019 € 29.562,00 en over 2020 € 30.481,00. Het door [Y] genoten heffingsloon, zoals vermeld in de door [X] bij memorie van grieven overgelegde salarisspecificaties van december 2018, december 2019 en september 2020 en door LBIO niet is betwist, was in 2018 € 39.634,04, in 2019 € 40.136,88 en tot en met september 2020 € 30.580,49. Het hof gaat er daarom, bij gebreke van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, van uit dat het [Y] over de periode van oktober 2018 tot en met november 2020 geen zorgtoeslag heeft genoten. In zoverre is de grief gegrond.
2.4.
Alleen al het gegeven dat het hof er – anders dan LBIO – vanuit gaat dat [Y] over de periode van oktober 2018 tot en met november 2020 geen zorgtoeslag heeft ontvangen noopt tot een aanpassing van de bij het bestreden vonnis ten laste van [X] uitgesproken veroordeling. Daar komt bij dat sedert die veroordeling meer dan twee jaar zijn verstreken. Het hof acht het daarom, mede om executieproblemen te voorkomen, wenselijk dat LBIO bij akte zijn eis actualiseert op basis van de meest recente gegevens en het oordeel van het hof met betrekking tot het niet in aanmerking nemen van zorgtoeslag. LBIO dient gemotiveerd en met stukken toegelicht aan te geven welk bedrag het per de datum van zijn te nemen akte van [X] te vorderen heeft en hoeveel er vervolgens per maand door [X] dient te worden betaald. Om deze reden zal de zaak wederom naar de rol worden verwezen. [X] zal vervolgens daarop mogen reageren.
2.5.
Het hof zal iedere verdere beslissing, ook met betrekking tot grief II, aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 18 januari 2022 voor een akte aan de zijde van LBIO met het hiervoor onder 2.4 omschreven doel, waarna [X] daarop bij antwoordakte zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, T.S. Pieters en S.M.M. Garben en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.