ECLI:NL:GHAMS:2021:4221

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
200.292.793/01 en 200.292.794/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en afwikkeling huwelijkse voorwaarden na echtscheiding met contactverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun kinderen, alsook over de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2021 te vernietigen, waarin het gezamenlijk gezag over de kinderen werd beëindigd. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht de beschikking te bekrachtigen. De ouders zijn gescheiden en hebben twee kinderen, geboren in 2014 en 2016. De man heeft een contactverbod opgelegd gekregen na veroordelingen voor stalking en bedreiging van de vrouw, wat de mogelijkheid voor gezamenlijk gezag bemoeilijkt. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden, waaronder het contactverbod en de onveilige situatie, het onmogelijk maken voor de ouders om gezamenlijk beslissingen over de kinderen te nemen. De rechtbank had eerder al bepaald dat de vrouw voortaan met het gezag over de kinderen belast zou zijn. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de man niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot afwijzing van de beëindiging van het gezag. De zaak betreft ook de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden, waarbij de man een bedrag van € 143.208,- aan de vrouw moet betalen. Het hof heeft de man in deze zaak niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij zijn hoger beroep tegen de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden heeft ingetrokken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.292.793/01 (gezag) en 200.292.794/01 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
Zaaknummers rechtbank: C/13/664763 / FA RK 19-2202 (gezag) en
C/13/671654 / FA RK 19-5367 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
Beschikking van de meervoudige kamer van 21 december 2021 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.M.E. Rietjens te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.M. de Vries te Amsterdam.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 13 april 2021 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 13 januari 2021.
2.2
De vrouw heeft op 15 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft verder kennisgenomen van de volgende stukken:
in de zaak met nummer 200.292.794/01:
- een journaalbericht van 13 juli 2021 van de zijde van de man, ingekomen op diezelfde datum;
- een e-mail van de zijde van de vrouw van 12 augustus 2021;
in de zaak met nummer 200.292.793/01:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 25 oktober 2021 met bijlagen, ingekomen op 25 oktober 2021;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 29 oktober 2021 met bijlagen, ingekomen op 29 oktober 2021;
- een e-mail van de zijde van de man van 3 november 2021 met bijlage;
- een e-mail van de zijde van de vrouw van 3 november 2021 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 4 november 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer B. Stenders.
Verder waren als informant aanwezig: twee vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: de GI). Het hof merkt daarbij op dat de GI ten onrechte een oproep heeft ontvangen om als belanghebbende een verweerschrift in te dienen en in die hoedanigheid ter zitting aanwezig te zijn.

3.De feiten

In beide zaken
3.1
Uit het inmiddels op 2 mei 2019 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de man en de vrouw (hierna ook: de ouders) zijn geboren:
- [zoon] (hierna te noemen: [kind A] ), [in] 2014;
- [dochter] (hierna te noemen: [kind B] ), [in] 2016 (hierna samen ook: de kinderen).
3.2
De man en de vrouw oefenden tot aan de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen wonen bij de vrouw. Bij de echtscheidingsbeschikking van 16 januari 2019 heeft de rechtbank als voorlopige zorgregeling bepaald dat de kinderen op zondagen en maandagen van 11.00 uur tot 17.00 uur bij de man zullen zijn.
3.3
Bij beschikking van 19 april 2019 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, voor het laatst tot 22 juni 2022
.
3.4
De man is bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 april 2019 -kort gezegd- een straat- en contactverbod opgelegd. De zorgregeling is toen geschorst. De man is kort daarna in voorlopige hechtenis genomen.
3.5
Bij beschikking van 4 september 2019 heeft de rechtbank bepaald dat de voorlopige zorgregeling onder regie van de GI qua aard (waaronder begrepen: begeleid of onbegeleid),
duur en frequentie vormgegeven wordt. De beslissing over de definitieve zorgregeling is toen aangehouden.
3.6
Bij beschikking van 4 september 2019 heeft de rechtbank tevens de raad verzocht advies uit te brengen over de door de vrouw verzochte gezagswijziging en in afwachting van dit advies de zaak aangehouden.
3.7
Bij vonnis van de rechtbank van 22 november 2019 is de man veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf wegens onder andere belaging en mishandeling van de vrouw. Daarbij is als maatregel een contactverbod met de vrouw opgenomen en bovendien een (locatie)verbod zich op te houden bij en in een straal van één kilometer rondom de woning van de vrouw, voor de duur van twee jaren. Tegen dit strafvonnis heeft de man hoger beroep ingesteld waarop nog niet is beslist. Op 22 januari 2020 is de voorlopige hechtenis van de man geschorst. Sindsdien staat hij onder toezicht van de reclassering.
3.8
De raad heeft bij rapport van 1 juli 2020 advies uitgebracht. De raad is van mening dat wijziging van het gezag in het belang van de ontwikkeling van [kind A] en [kind B] is. Gelet op de ernstig verstoorde verstandhouding van de ouders, die ondanks hulpverlening in gedwongen kader nog altijd niet is verbeterd, is gezamenlijk gezag niet mogelijk. Gezamenlijk gezag brengt teveel escalatie risico’s mee, aldus de raad.
3.9
Bij de -in zoverre niet bestreden- beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank als definitieve zorgregeling bepaald dat deze onder regie van de GI zal plaatsvinden waarbij zij onder andere zullen bepalen hoe de zorgregeling qua aard (waaronder begrepen: begeleid of onbegeleid), duur en frequentie eruit zal komen te zien.
3.1
De man heeft nu in beginsel een keer per vier weken gedurende vier uur omgang met de kinderen. De omgang werd eerst begeleid door het LET (Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming) en nu door Family Support.

4.De omvang van het geschil

In beide zaken
4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag over de kinderen beëindigd en is de vrouw voortaan met de uitoefening van het gezag belast. Tevens is de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 143.208,- uit hoofde van de finale verrekening en afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
4.2
Het hof vat het verzoek van de man zo op dat hij, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, verzoekt het inleidend verzoek van de vrouw tot beëindiging van zijn gezag af te wijzen.
Hij heeft tevens, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, verzocht hem te veroordelen tot betaling van € 64.208,- aan de vrouw uit hoofde van de finale verrekening en afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden (zaaknummer 200.292.794/01)
3.1
De man heeft het hof bij vermeld journaalbericht van 13 juli 2021 laten weten dat hij het hoger beroep tegen de beslissing over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden intrekt. Het hof maakt daaruit op dat de man de grieven die daarop zien, niet meer handhaaft. Omdat het verzoek omtrent de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden om administratieve redenen onder een apart zaaknummer (200.292.794/01) bij het hof is ingeboekt, brengt dat mee dat het hof de man in de zaak met zaaknummer 200.292.794/01 niet-ontvankelijk zal verklaren.
Het gezag (zaaknummer 200.292.793/01)
3.2
De rechtbank heeft het gezamenlijk gezag van de ouders over [kind B] en [kind A] beëindigd en de vrouw voortaan met het gezag over de kinderen belast. Sinds 13 januari 2021 oefent de vrouw daarom alleen het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De man wil het gezag over de kinderen behouden en dit samen met de vrouw uitoefenen.
3.3
De man is van mening dat het wel degelijk mogelijk is om samen met de vrouw het gezag over de kinderen uit te oefenen. Hij voert aan dat -aan zijn kant- sprake is van positieve ontwikkelingen. Zo is hij in behandeling geweest bij “De Waag”, waar hij veel heeft geleerd, en ook verloopt de omgang met de kinderen zeer positief. Daarnaast werken de ouders -door middel van therapie- eraan om, op basis van vertrouwen, te communiceren over de kinderen. Volgens de man mag daarom verwacht worden dat binnen afzienbare tijd verandering zal komen in de zorgen over de veiligheid en de communicatie tussen de ouders. Hij is van mening dat er daarom ook geen reden (meer) is om af te wijken van het uitgangspunt dat ouders in beginsel gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen.
De vrouw is het niet eens met de man. Zij stelt -kort gezegd- dat er geen mogelijkheden zijn voor gezamenlijk gezag en dat het haar leven in gevaar zal brengen als zij verplicht wordt de man toestemming te vragen over beslissingen die over de kinderen gaan.
3.4
Volgens artikel 1:251a Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentie van de Hoge Raad is het voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders in staat zijn beslissingen van enig belang over hun kinderen in onderling overleg te nemen, dan wel dat zij tevoren afspraken kunnen maken over situaties die zich rond hun kinderen kunnen voordoen, zonder dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders.
3.5
Net als de rechtbank (in rechtsoverweging 3.8 van de bestreden beschikking), is het hof van oordeel dat het voor deze ouders onder de huidige omstandigheden onmogelijk is om uitvoering te geven aan het gezamenlijk gezag. Ook het hof heeft niet de verwachting dat daarin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Daarvoor is het volgende van belang.
De man is door de rechtbank veroordeeld voor onder andere stalking en bedreiging van de vrouw. Hij heeft weliswaar hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld, maar op dit moment geldt het eerder aan hem opgelegde contact- en gebiedsverbod nog steeds als bijzondere voorwaarde vanuit de reclassering, zo heeft de man desgevraagd ter zitting in hoger beroep verklaard. Er is hierdoor geen mogelijkheid tot rechtstreeks contact tussen de man en de vrouw. De vrouw
woont nog steeds op een geheim adres en de omgang tussen de man en de kinderen wordt begeleid, zodat de ouders geen contact met elkaar hoeven te hebben.
Op de zitting in hoger beroep is verder duidelijk geworden dat weliswaar voor het herstel van het vertrouwen tussen partijen (een vorm van) systeemtherapie via Family Support is opgestart, doch dat daarvoor tot nu toe met beide ouders slechts een keer apart is gesproken en gezamenlijke gesprekken nog niet hebben plaatsgevonden. Deze begeleiding is stilgelegd in afwachting van dit hoger beroep. De feitelijke situatie is daarmee zo dat op dit moment dus nog geen enkel gesprek tussen de ouders heeft plaatsgevonden en dat de therapie om het vertrouwen tussen de ouders -mogelijk- te kunnen herstellen nog in een beginfase verkeert. Verder hebben de ouders over en weer verklaard dat bedreigingen en intimidaties via sociale media plaatsvinden, waarvan zij (het netwerk van) de andere ouder verdenken. Er is dus nog veel onrust en wantrouwen rond dit gezin, zodat het hof geen aanleiding ziet om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Het is in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de vrouw, bij wie de kinderen hun verblijfplaats hebben en die de volledige zorg voor hen draagt, zelf de beslissingen over de kinderen kan nemen. Onder de huidige omstandigheden, met het wantrouwen over en weer, waarbij ook nog geen concreet zicht is op de mogelijkheid van herstel van dat vertrouwen, valt niet in te zien dat het binnen afzienbare tijd mogelijk is dat de ouders wel in staat zijn gezamenlijk de beslissingen over hun kinderen te nemen. De beschikking van de rechtbank zal daarom op dit punt worden bekrachtigd.
Het voorgaande neemt niet weg dat beide ouders hun best doen om een goed contact tussen de kinderen en de man mogelijk te maken. Dat verdient een groot compliment, zoals ook de raad op de zitting heeft gezegd, en biedt hoop voor de toekomst.

6.Beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.292.794/01:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
in de zaak met zaaknummer 200.292.793/01:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. A.R. Sturhoofd en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 21 december 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.