In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan de belanghebbende, [X], is opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had in juli 2018 een bedrag van € 631 aan BPM voldaan voor de registratie van een BMW 550i. De inspecteur legde echter een naheffingsaanslag op van € 11.247, vermeerderd met belastingrente. Na bezwaar van de belanghebbende heeft de rechtbank de naheffingsaanslag verminderd tot € 7.985, maar de belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het geschil in hoger beroep betreft de vraag van welke CO2-uitstoot moet worden uitgegaan bij de berekening van de verschuldigde belasting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de CO2-uitstoot van de auto op 302 gr/km was vastgesteld, terwijl de belanghebbende stelde dat deze op 243 gr/km zou moeten zijn. Het Hof oordeelde dat de inspecteur niet gehouden was om de CO2-uitstoot nader te onderbouwen, aangezien deze was vastgesteld op basis van het Duitse kentekenbewijs. Het Hof volgde de rechtbank in haar oordeel dat de naheffingsaanslag niet verder verminderd diende te worden.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de belanghebbende af. De kostenveroordeling werd niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 december 2021.