ECLI:NL:GHAMS:2021:4327

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
23-000754-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met toevoeging bewijsmiddel en aanvulling bewijsoverweging in hoger beroep

Op 19 februari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 februari 2019 was gewezen in de strafzaak met parketnummer 13-243987-18. De verdachte, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder uitgesproken vonnis. Tijdens de zitting op 5 februari 2021 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft dit verzoek gehonoreerd, maar met een aanvulling op de bewijsoverwegingen.

Het hof heeft vastgesteld dat er een aanvullend bewijsmiddel is toegevoegd met betrekking tot feit 2, namelijk een proces-verbaal van 17 juni 2020, opgemaakt door mr. drs. G.M. Boekhoudt, raadsheer-commissaris. Dit proces-verbaal bevat de verklaring van een getuige die schade aan de auto heeft waargenomen. Het hof heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aangever, noch van een onmiddellijk dreigend gevaar, waardoor de verdachte niet gerechtvaardigd was in zijn handelen.

De beslissing van het hof is om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de aanvullingen op de bewijsoverwegingen. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de griffier, waarbij mr. H. Sytema buiten staat was om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000754-19
datum uitspraak: 19 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-243987-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof een bewijsmiddel zal toevoegen ten aanzien van feit 2 en de bewijsoverweging met als kopje ‘alle gebruikte bewijsmiddelen en andere gronden van de bewezenverklaringen’ zal aanvullen met het navolgende.

Aanvullend bewijsmiddel ten aanzien van feit 2

Een proces-verbaal van 17 juni 2020, opgemaakt door mr. drs. G.M. Boekhoudt, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 juni 2020 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van
de getuige [getuige]:
Ik zag schade aan de auto.
Welke schade heeft u waargenomen aan de auto?
De deuk in het portier van de auto aan de bestuurderskant.
Aanvullende bewijsoverweging
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat op het moment dat de verdachte voor het eerst naar de auto van aangever toeliep en door het open raampje aangever in het gezicht sloeg, ofwel op het moment dat de verdachte enige tijd later - toen aangever na een confrontatie tussen beiden buiten de auto terugliep naar zijn auto - in diens richting liep om de portierdeur dicht te trappen, sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aangever, dan wel van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor (ten aanzien van het tweede moment in het bijzonder bestaande in de gestelde mogelijkheid dat aangever een (slag)wapen uit zijn auto zou gaan pakken), waartegen verdediging door de verdachte noodzakelijk was.
Verder overweegt het hof dat in dit verband evenmin sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte abusievelijk doch verschoonbaar heeft kunnen menen dat zulk een noodzaak bestond.
Het hof neemt in verband met het tweede moment in aanmerking dat de aangever pas op een later moment na de beschadiging van de portierdeur, toen de ruzie uit de hand liep, iets uit zijn kofferbak zou hebben gepakt.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. R.D. van Heffen en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 februari 2021.
mr. H. Sytema is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]