ECLI:NL:GHAMS:2021:4384

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
23-001407-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor (poging tot) diefstal, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor (poging tot) diefstal in twee verschillende zaken, waarbij hij onder andere zonnebrillen en een speelgoedhelikopter had weggenomen. De tenlastelegging omvatte ook een poging tot inbraak bij een restaurant. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 18 juni 2020 was uitgesproken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 december 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De bewezenverklaring omvatte diefstal en poging tot diefstal, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte geen respect had voor andermans eigendom en dat zijn eerdere veroordelingen in zijn nadeel meegewogen moesten worden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001407-21
datum uitspraak: 22 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 10-119481-20 (zaak A) en 10-119425-20 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd in zaak A dat:
1.
hij, op of omstreeks 1 mei 2020 te Rotterdam, zonnebrillen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 1 mei 2020 te Rotterdam, een speelgoedhelikopter (met bijhorende afstandsbediening), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Aan de verdachte is tenlastegelegd in zaak B dat:
1.
hij op of omstreeks 4 september 2019 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking - tegen één of meerdere deuren heeft/hebben getrapt en/of één of meerdere deuren heeft/hebben geforceerd en/of - naar binnen is/zijn gelopen en/of - in kasten en/of ruimtes heeft/hebben gekeken', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, mede gelet op de gewijzigde proceshouding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In zaak A:
1.
hij op 1 mei 2020 te Rotterdam, zonnebrillen, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 30 april 2020 tot en met 1 mei 2020 te Rotterdam, een speelgoedhelikopter (met bijhorende afstandsbediening), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in zaak B (gevoegd):
1.
hij op 4 september 2019 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om goederen naar hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak
- tegen meerdere deuren heeft getrapt en één deur heeft geforceerd en
- naar binnen is gelopen en
- in kasten en ruimtes heeft gekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met het feit dat de medeverdachte op 7 februari 2020 voor de twee op 4 september 2019 gepleegde bedrijfsinbraken tegelijk is veroordeeld, terwijl de verdachte voor beide feiten los heeft moeten voorkomen. Het hof dient rekening te houden met het nadeel dat de verdachte als gevolg daarvan ondervindt. Hij dacht door de eerdere berechting bovendien dat deze zaak al was afgedaan. Verder heeft de raadsvrouw voor de diefstallen uit auto’s verwezen naar de LOVS-oriëntatiepunten voor ‘autokraak’ met als verschil dat hier geen sprake is van schade en daar in straf verminderende zin rekening mee gehouden dient te worden. De raadsvrouw verzoekt een gevangenisstraf van maximaal 14 weken op te leggen waarvan een deel voorwaardelijk als stok achter de deur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit twee verschillende auto’s en een poging tot inbraak bij een restaurant. Dit zijn voor de eigenaren van de auto’s en het restaurant vervelende feiten. Door aldus te handelen heeft de verdachte aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. Bovendien worden door dergelijk vergrijpen de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid verstrekt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 november 2021 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt. Uit dit uittreksel volgt eveneens dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Het hof overweegt daarnaast dat de verdachte met politie en justitie in aanraking blijft komen, waardoor bij het hof het beeld ontstaat dat de verdachte zijn leven nog niet op de rit heeft. Gelet op het vorengaande kan naar het oordeel van het hof enkel worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan hieronder vermeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A met parketnummer
10-119481-20 onder 1 en 2 en in zaak B met parketnummer 10-119425-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. F.A. Hartsuiker en mr. H.A. van Eijk,
in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2021.
Mrs. F.A. Hartsuiker en H.A. van Eijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.