ECLI:NL:GHAMS:2021:4408

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
23-001409-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing Hoge Raad en vrijspraak van een verdachte voor overtreding van een gebiedsverbod met strafoplegging in meerdere zaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2021 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep ging tegen vonnissen van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De Hoge Raad had eerder, op 23 juni 2020, het bestreden arrest van het gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de zaak E en de strafoplegging. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere overtredingen, waaronder het niet naleven van een gebiedsverbod. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 23 december 2017 niet op de Kloveniersburgwal bevond, zoals ten laste gelegd, en heeft hem in deze zaak vrijgesproken. De verdachte werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor de andere zaken (A, B, C, D, F, G en H), met aftrek van voorarrest. De strafoplegging is gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001409-20
datum uitspraak: 11 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 23 juni 2020 met nummer 18/04530 – gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen:
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-234753-17 (zaak A), 13-235925-17 (zaak B), 13-237817-17 (zaak C), 13-247040-17 (zaak D) en 13-258379-17 (zaak E);
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-256876-17 (zaak F) en 13-018993-18 (zaak G);
  • het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 december 2017 in de strafzaak onder het parketnummer 13-706670-17 (zaak H) (gevoegd in hoger beroep), tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam:
  • voor het in de zaken A tot en met E bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
  • voor het in de zaken F en G bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
  • voor het in de zaak H bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken waarvan 2 weken voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel.
Namens de verdachte is tegen voormelde vonnissen hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 9 oktober 2018 de vonnissen vernietigd en opnieuw recht gedaan en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ten aanzien van het in zaak E tenlastegelegde en de verdachte voor het in de zaken A, B, C, D, F, G en H bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 23 juni 2020:
  • het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard;
  • het bestreden arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen over het in de zaak E tenlastegelegde en de strafoplegging;
  • de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde de zaak in zoverre opnieuw te berechten en af te doen;
  • en het beroep voor het overige verworpen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak E:
hij op of omstreeks 23 december 2017 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 2017/6259 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de Gemeentewet en/of artikel 2.9 Algemene Plaatselijke Verordening 2008, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 18 november 2017 te 00:01 uur en 17 februari 2018 te 23:59
uur niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 1 Centrum, door, zich op voornoemde datum om 20:00 uur in/op Kloverniersburgwal, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd omdat het hof ter terechtzitting in hoger beroep alle zaken heeft gevoegd en het met betrekking tot zaak E tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak zaak E

Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossier p. 3) blijkt dat de verdachte zich op 23 december 2017 om 01.00 uur bevond op de Oudezijds Achterburgwal te Amsterdam en hij om 01.05 uur is aangehouden op verdenking van overtreding van het voor hem geldende gebiedsverbod. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte zich op voornoemde datum om 20.00 uur op de Kloveniersburgwal bevond, zoals is tenlastegelegd. Nu het ervoor moet worden gehouden dat de steller van de tenlastelegging een andere gebeurtenis voor ogen stond dan waar eerdergenoemd proces-verbaal van bevindingen betrekking op heeft acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan

Oplegging van straf

De politierechter heeft ten aanzien van het in eerste aanleg in de zaken A tot en met H bewezenverklaarde beslissingen genomen zoals hiervoor vermeld onder ‘Omvang van het hoger beroep’.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A tot en met H tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafmaat aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zeven keer een namens de Burgemeester van Amsterdam opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast aan bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan en deze worden daartoe namens het bevoegd gezag gegeven. Door een dergelijk verbod te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan de jegens hem van overheidswege genomen maatregel.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 oktober 2021 is hij herhaaldelijk eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
De ernst van de feiten en de recidive van de verdachte rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof ziet in het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten, de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en hetgeen ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht evenwel aanleiding om – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de verdediging – te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Met deze straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en anderzijds beoogd de zeer positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te bestendigen en te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw een strafbaar feit zal plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-258379-17 (zaak E) is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte in de zaken met parketnummers 13-234753-17 (zaak A), 13-235925-17 (zaak B), 13-237817-17 (zaak C), 13-247040-17 (zaak D), 13-256876-17 (zaak F), 13-018993-18 (zaak G) en 13-706670-17 (zaak H) tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 november 2021.
De oudste raadsheer, de jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]