ECLI:NL:GHAMS:2021:822

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
23-004294-19.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake onttrekking van minderjarige aan gezag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was beschuldigd van het opzettelijk onttrekken van zijn minderjarige zoon aan het wettig gezag van de pleegouders. Dit gebeurde in de periode van 2 juli 2018 tot en met 30 juli 2018, waarbij de verdachte samen met zijn ex-vrouw hun zoon naar Spanje meenam zonder toestemming van de jeugdhulpverleningsinstantie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn ex-vrouw hun zoon ruim drie weken in Spanje heeft ondergebracht, wat pas eindigde door ingrijpen van de Spaanse politie. De verdachte had eerder al strafbare feiten gepleegd en het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een hogere straf rechtvaardigden dan die van zijn ex-vrouw. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, terwijl het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004294-19
datum uitspraak: 23 maart 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-139942-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 te Amsterdam en/of Barcelona, in elk geval in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een minderjarige, [naam], geboren op [geboortedag 2] 2016 en/of de ongeboren vrucht, heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige(n) beneden de twaalf jaren oud was/waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring dan de politierechter.

Partiële vrijspraak

Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het tweede cumulatief/ alternatief ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 in Nederland en Spanje, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een minderjarige, [naam], geboren op [geboortedag 2] 2016, heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met zijn ex-vrouw hun beider minderjarige zoon – destijds nog geen twee jaren oud – onttrokken aan het gezag van een jeugdhulpverleningsinstantie dat over hem was gesteld en het toezicht van zijn pleegouders (de ouders van de verdachte), door hem zonder hun toestemming aan hun feitelijke zorg te onttrekken en met hem naar Spanje te reizen. Daar heeft de verdachte, samen met zijn ex-vrouw, hun zoon ruim drie weken in de woning van de zuster van zijn ex-vrouw ondergebracht. Hieraan is pas door ingrijpen van de (Spaanse) politie een einde gekomen. De verdachte heeft de rechterlijke uitspraak op grond waarvan zijn zoon onder toezicht was gesteld voor zijn veiligheid en uit huis was geplaatst, niet gevolgd.
De verdachte heeft het plan bedacht en een vriend ingeschakeld om hem samen met zijn ex-vrouw en hun zoon naar Spanje te rijden. Daarbij komt dat de verdachte blijkens uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 februari 2021 eerder ter zake van strafbare feiten, waaronder voor gekwalificeerde vermogensdelicten, onherroepelijk is veroordeeld. Om die redenen zal het hof hem een hogere straf op leggen dan zijn ex-vrouw.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een taakstraf als door de eerste rechter is opgelegd en in hoger beroep is gevorderd passend en geboden is. De geheel voorwaardelijke straf die door de verdediging is voorgesteld doet naar het oordeel van het hof derhalve onvoldoende recht aan de ernst van het feit, terwijl hetgeen in het kader van de strafmaat is aangevoerd ook overigens geen aanleiding geeft een lagere straf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 maart 2021.
=========================================================================
[…]