ECLI:NL:GHAMS:2021:825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
23-000561-19.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren en wederspannigheid in het openbaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor belediging van ambtenaren en wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 28 december 2017 te IJmuiden, waar de verdachte zich opzettelijk beledigend heeft uitgelaten naar twee ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee. Hij heeft hen beledigd door onder andere te spugen en beledigende woorden te uiten. Daarnaast heeft hij zich verzet tegen de aanhouding door zich met geweld te verzetten en te trachten te slaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een soortgelijk feit, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de financiële situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000561-19
datum uitspraak: 23 maart 2021
TEGENSPRAAK (raadsvrouw gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-260240-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2019 en 9 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 28 december 2017 te IJmuiden, gemeente Velsen opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beiden wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, door een feitelijkheid heeft beledigd door

- daar toen opzettelijk beledigend zichtbaar voor voornoemde ambtenaren zijn vuist/knokkels te tonen met daarop de opdruk/tekst: 'A.C.A.B.' (=All Cops Are Bastards) en/of
- in de richting van voornoemde ambtenaren te spugen/rochelen en/of
- voornoemde ambtenaren mondeling de woorden toe te voegen: 'Wat moeten jullie nou stelletje kankerlijers. Moeten jullie mij weer hebben kankerhomo's' en/of 'Jullie kankerlijers krijgen helemaal niks' en/of 'Ik maak jullie helemaal af zielige kankerhomotje', althans woorden/feitelijkheden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

2.hij op of omstreeks 28 december 2017 te IJmuiden, gemeente Velsen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beiden wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten patrouille ten behoeve van de grensbewaking door

- in een andere richting trachtte te bewegen dan verbalisanten hem wilden hebben en/of
- een schoppende beweging te maken in de richting van voornoemde verbalisanten en/of
- met zijn (gebalde) vuist in de richting van voornoemde verbalisanten te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vordering advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van
€ 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 december 2017 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden wachtmeester (1e klasse) der Koninklijke Marechaussee, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid heeft beledigd door
- in de richting van voornoemde ambtenaren te spugen en
- voornoemde ambtenaren mondeling de woorden toe te voegen: ‘Wat moeten jullie nou stelletje kankerlijers. Moeten jullie mij weer hebben kankerhomo’s’ en ‘Jullie kankerlijers krijgen helemaal niks’ en ‘Ik maak jullie helemaal af zielige kankerhomootje’;
2.
hij op 28 december 2017 te IJmuiden, gemeente Velsen, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden wachtmeester (1e klasse) der Koninklijke Marechaussee, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten patrouille ten behoeve van de grensbewaking, door
- in een andere richting te bewegen dan voornoemde verbalisanten hem wilden hebben en
- een schoppende beweging te maken in de richting van voornoemde verbalisanten en
- met zijn gebalde vuist in de richting van voornoemde verbalisanten te slaan.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Bewijsoverweging
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat. Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de tot het bewijs gebezigde inhoud van het proces-verbaal van opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 28 december 2017. Zij hebben hun bevindingen in dat proces-verbaal neergelegd op de dag dat het gewraakte incident plaatsvond en hen dat nog helder voor de geest moet hebben gestaan. Dat zij ruim tweeënhalf jaar later ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaringen hebben afgelegd die op onderdelen afwijken van hetgeen zij eerder hebben gerelateerd of dat zij zich toen bepaalde zaken niet meer (precies) konden herinneren, maakt niet dat niet langer van de waarachtigheid van de inhoud van hun proces-verbaal kan worden uitgegaan.
Bewijsmiddelen

1. Het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee, District West, Brigade Noord-Holland, met mutatienummer PL27WN/17-112697 van 28 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
relaas van de verbalisanten:
Op 28 december 2017 bevonden wij, verbalisanten, [verbalisant 1], wachtmeester der eerste klasse der
Koninklijke Marechaussee en [verbalisant 2], wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, beiden in uniform gekleed en belast met de grenspolitietaak zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder F van de
Politiewet 2012, ons op de IJmuiderslag te IJmuiden en in de gemeente Velsen. Aldaar reden wij patrouille ten behoeve van de grensbewaking. Wij reden achter een voertuig aan, gaande in de richting van IJmuiden centrum. Wij zagen dat er een voertuig langs de kant van de weg stond, namelijk een Mercedes-Benz voorzien van het kenteken [kenteken]. Wij zagen dat na het passeren van de Mercedes er lichtsignalen werden gegeven. Daarbij zagen wij dat de bestuurder van de Mercedes zijn hoofd uit het raam stak en een zwaaiende beweging maakte met zijn hand. Wij, verbalisanten, zijn vervolgens ter hoogte van de Mercedes gestopt en uitgestapt. Wij zagen twee personen zitten in de Mercedes. De bestuurder bleek de volgende personalia te hebben: [verdachte], geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]. Wij zagen dat [verdachte] uit de Mercedes stapte en hoorden [verdachte] naar ons schreeuwen: “Wat moeten jullie nou stelletje kankerlijers. Moeten jullie mij weer hebben kankerhomo’s. Ik werk nergens aan mee.” Wij vorderden van [verdachte] een geldig op [zijn] naam gesteld legitimatiebewijs en probeerden hem te kalmeren. Wij hoorden [verdachte] schreeuwen: “Jullie kankerlijers krijgen helemaal niks. Ik werk nergens aan mee en ga vechten als het moet.” Wij deelden hem mede dat als hij geen legitimatiebewijs toonde, hij als verdachte zou worden aangehouden. Wij hoorden [verdachte] schreeuwen: “Ik ga helemaal nergens naartoe. Ik ga vechten tot mijn dood. Ik maak jullie helemaal af zielige kankerhomootje.” Wij voelden ons door de opmerkingen gemaakt door [verdachte] beledigd en in onze goede naam en eer aangetast. Hierop hebben wij [verdachte] als verdachte aangehouden. Wij deelden [verdachte] de reden van zijn aanhouding mede en waarschuwden hem dat als hij niet zou meewerken, er geweld tegen hem gebruikt zou worden. Wij zagen dat [verdachte] wegrende. Wij renden achter [verdachte] aan en sommeerden hem te stoppen. Ik, [verbalisant 1], pakte [verdachte] vervolgens bij zijn linkerarm vast en trok hem in mijn richting. Ik, [verbalisant 1], voelde dat [verdachte] zich met meer dan geringe kracht uit mijn greep trok. Wij, verbalisanten, zagen dat [verdachte] met zijn gebalde rechtervuist en met meer dan geringe kracht een zwaaiende beweging maakte in onze richting, maar dat deze slag ons miste. Wij hebben [verdachte] vervolgens voorzien van transportboeien. Ik, [verbalisant 1], hoorde [verdachte] zeggen: “Wacht jij maar af, jij leeft niet lang meer. Mijn broers trekken dit allemaal recht met jou.” Ik, [verbalisant 1], heb [verdachte] opgetild. Tijdens het transport naar ons dienstvoertuig hoorde ik, [verbalisant 1], [verdachte] zeggen: “Kankerlijer”. Wij, verbalisanten, wilden [verdachte] onderwerpen aan een veiligheidsfouillering. Hierop zagen wij dat [verdachte] een spugende beweging maakte richting ons. Wij zagen dat de rochel spuug langs ons heen vloog. Wij zagen dat [verdachte] in de dienstbus plaats ging nemen. Wij voelden plots dat [verdachte] met meer dan geringe kracht zich in een andere richting trachtte te bewegen dan dat wij hem wilde hebben. Wij zagen dat [verdachte] een schoppende beweging maakte naar achteren toe en ons trachtte te raken. Wij, verbalisanten, hoorden [verdachte] zeggen: “Ik ga vanaf nu altijd in verzet tegen de politie”.

2. Het proces-verbaal van verhoor van de Koninklijke Marechaussee, District West, Brigade Noord-Holland, met mutatienummer PL27WN/17-112697 van 28 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4].

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 december 2017 tegenover de verbalisanten afgelegde
verklaring van de verdachte:
Ik was met mijn neefje bij de IJmuiderslag. Na enige tijd kwam er een auto van de Marechaussee. We stapten uit. Ik heb op kwade toon iets gevraagd. De man vroeg mij om een legitimatie. Het klopt dat ik gelijk heb aangegeven nergens aan mee te werken. Ik wilde weglopen. Ik hoorde dat de man van de Marechaussee riep dat ik moest blijven staan. Ik ben een klein beetje verder gelopen. Het kan kloppen dat uw collega mij heeft vastgegrepen. Ik heb een beweging gemaakt om mijzelf los te rukken. Ik trok mijn linkerarm los, zodat ik weg kon lopen. Ik had vanaf het eerst moment moeten meewerken, dit is stom van mijzelf geweest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft twee ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee in hun eer en goede naam aangetast door hen een reeks aan beledigende woorden toe te roepen en naar hen te spugen. Toen hij naar aanleiding daarvan werd aangehouden, heeft hij zich daartegen met geweld verzet. Het handelen van de verdachte getuigt van een groot gebrek aan respect voor het openbaar gezag en de lichamelijke integriteit van de betrokken ambtenaren. Die laatsten dienen bij het uitvoeren van hun publieke taken te allen tijde verschoond te blijven van gedrag als dat van de verdachte.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 februari 2021 is de verdachte eerder ter zake van bedreiging van een persoon met een publieke taak onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel.
Bij de keuze voor de modaliteit van de in deze zaak op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de weinig royale financiële situatie van de verdachte, alsmede op de ernst van de bewezen geachte feiten; anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat van ‘bagatelfeiten’ niet kan worden gesproken, zeker niet in de omstandigheden van dit geval. Gelet hierop zal het hof – anders dan door de advocaat-generaal gevorderd – geen geldboete, maar een taakstraf opleggen.
Oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete, zoals door de verdediging is voorgesteld, zou naar het oordeel van het hof stellig onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Alles overziend is het hof van oordeel dat een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 maart 2021.
=========================================================================
[…]