ECLI:NL:GHAMS:2021:826
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling door gebrek aan bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van de benadeelde partij op 10 februari 2017 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het grijpen van de benadeelde partij bij de keel en het meermalen slaan in het gezicht. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 3 november 2020 en 9 maart 2021 heeft het hof de verklaringen van ooggetuigen en de kenmerken van de verdachte beoordeeld. De getuigen beschrijven de dader als een man van 1.80 tot 1.85 meter met een slungelig postuur en blond haar, terwijl de verdachte zelf 1.98 meter lang is, een breed postuur heeft en donkerblond of bruin haar. Deze discrepantie leidde het hof tot de conclusie dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de dader was. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de beschuldiging van mishandeling.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 601,64, die in eerste aanleg was toegewezen. Echter, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde, verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en bepaalde dat de kosten door beide partijen zelf gedragen moesten worden.