ECLI:NL:GHAMS:2021:864
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om machtiging voor verkoop en levering van woning onder curatele gestelde rechthebbende met betrekking tot de belangen van de zoon
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de curator om machtiging voor de verkoop en levering van een woning die eigendom is van de rechthebbende, die onder curatele is gesteld. De zoon van de rechthebbende, die in hoger beroep is gekomen, stelt dat hij belanghebbende is in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv). De curator heeft de woning verkocht aan een derde, wat de zoon tegen zijn wil in de woning heeft doen ontruimen. Het hof heeft vastgesteld dat de zoon niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar tegen de machtiging van de curator, omdat zijn rechten en plichten niet rechtstreeks zijn geraakt door het verzoek van de curator. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de curator machtiging is verleend voor de verkoop en levering van de woning. De zoon heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die zijn belanghebbendheid onderbouwen, en zijn beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is verworpen. De beslissing van het hof houdt in dat de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.