ECLI:NL:GHAMS:2021:87

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
23-003440-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1977, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het telen van ongeveer 775 hennepplanten in een pand te Zwaag en het illegaal afnemen van elektriciteit van Liander in de periode van 9 tot 29 december 2016. Tijdens de zitting op 6 januari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het vonnis van de politierechter werd vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn pogingen om zijn leven op de rit te krijgen en zijn schuldenproblematiek. De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de relevante wettelijke voorschriften.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003440-18
datum uitspraak: 20 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-046285-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 775, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 december 2016 tot en met 29 december 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 december 2016 te Zwaag, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2]) 775 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in de periode van 9 december 2016 tot en met 29 december 2016 te Zwaag, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, toebehorende aan Liander, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door een elektriciteitsaansluiting buiten de meter om, te maken.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het feit waarvoor de verdachte terechtstaat is gepleegd in 2016. In de tussentijd is de verdachte niet met politie en justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke feiten. Hij probeert zijn leven op de rit te krijgen. Sinds twee maanden ontvangt de verdachte een bijstandsuitkering. Daarnaast heeft hij een postadres en slaapt hij in een hostel om in aanmerking te komen voor begeleid wonen en een schuldhulpverleningstraject. De verdachte heeft flinke schulden en fysieke problemen, maar hij probeert al zijn problemen aan te pakken. Gelet op de ouderdom van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is een taakstraf van 90 uren, eventueel een taakstraf van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk passend, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten. Hij heeft daarbij kennelijk gehandeld uit financieel gewin. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt, zonder dat dit werd geregistreerd en zonder dat hiervoor door de verdachte werd betaald, waardoor het energiebedrijf schade heeft geleden.
Het hof heeft gelet op de straffen die voor het telen van hoeveelheden van 500 tot 1000 hennepplanten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin worden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een taakstraf van 180 uren genoemd. Deze oriëntatiepunten zien alleen op de teelt van hennep, niet tevens op de diefstal van elektriciteit ten behoeve daarvan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 december 2020 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten en ook sinds onderhavig feit niet meer voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking geweest. Gelet hierop en op de ouderdom van het feit is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke (gevangenis)straf niet (meer) passend is.
Tot slot houdt het hof bij de strafoplegging tevens rekening met artikel 63 Wetboek van Strafrecht en constateert het hof dat, mede door aanhoudingsverzoeken van de verdediging in eerste aanleg, sprake is van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn. Het hof ziet geen aanleiding hieraan gevolgen te verbinden en volstaat met louter de constatering van de overschrijding.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. N.A. Schimmel en mr. P.C. Kortenhorst, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2021.
=========================================================================
[…]