ECLI:NL:GHAMS:2021:889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
200.280.976/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake de afwikkeling van een nalatenschap met beschuldigingen van onzorgvuldig en misleidend handelen

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris, die als vereffenaar van de nalatenschap van de tweede echtgenote van klagers vader optrad. Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig, partijdig en misleidend heeft gehandeld. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Bosch, waar klager op 21 juli 2020 een beroepschrift indiende. De notaris heeft op 8 oktober 2020 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 21 januari 2021, waar klager en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de notaris niet. Het hof heeft de feiten van de eerste aanleg in overweging genomen en de bezwaren van klager tegen de vaststelling van deze feiten niet relevant geacht voor de beoordeling van de zaak.

De feiten zijn complex en omvatten de nalatenschap van klagers ouders, de aankoop van een bungalow, en de rol van de notaris in de afwikkeling van deze nalatenschap. Klager heeft diverse beschuldigingen geuit tegen de notaris, waaronder het niet goed onderhouden van de bungalow, het onterecht vertragen van de verkoop, en het niet onafhankelijk optreden als vereffenaar. De kamer heeft de klacht van klager in eerdere beslissingen grotendeels ongegrond verklaard. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd, waarbij het zich verenigde met de gronden van de kamer en de klacht van klager niet-ontvankelijk verklaarde voor een aantal onderdelen.

De beslissing van het hof is op 30 maart 2021 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters de klacht van klager ongegrond hebben verklaard en de eerdere beslissing van de kamer hebben bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.280.976/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2019/69
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 maart 2021
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. I.P. Rietveld, advocaat te Arnhem,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R. Teerink, advocaat te Tilburg.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager verwijt de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van de tweede echtgenote van zijn vader, niet zijnde de moeder van klager, onzorgvuldig, partijdig, afhankelijk en misleidend heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 21 juli 2020 een beroepschrift, met bijlagen, bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Bosch (hierna: de kamer) van 3 juli 2020 (ECLI:NL:TNORSHE:2020:15). Op 18 oktober 2020 zijn nieuwe bijlagen van klager ontvangen.
2.2.
De notaris heeft op 8 oktober 2020 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2021. Klager, vergezeld van zijn partner en zijn gemachtigde, is verschenen. De notaris is, met berichtgeving vooraf, niet verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn kantoorgenoot, [kantoorgenoot] , en zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd; de partner van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van een aantal feiten bezwaar gemaakt. Deze bezwaren zien deels niet op de vaststelling van het betreffende feit en zien overigens op andere feiten die niet relevant zijn voor de beoordeling van deze zaak, zodat deze bezwaren onbesproken kunnen blijven.
De feiten komen neer op het volgende.
3.1.
Klager en zijn broer zijn geboren uit het huwelijk van mevrouw [A] (hierna: moeder) en de heer [B] (hierna: vader). Vader en moeder waren in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
3.2.
In 1972 hebben vader en moeder een patiobungalow gekocht te [plaats] (hierna: de bungalow).
3.3.
Bij testament van 12 februari 1973 heeft moeder (laatstelijk) over haar nalatenschap beschikt. Dit testament hield een ouderlijke boedelverdeling in als bedoeld in artikel 1167 BW (oud).
3.4.
Moeder is op [overlijdensdatum] overleden.
3.5.
Vanaf begin 1980 onderhield vader een affectieve relatie met mevrouw
[C] (hierna: erflaatster).
3.6.
Vader heeft bij testament van 21 april 1993 laatstelijk over zijn nalatenschap beschikt. Bij dit testament heeft vader het vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap aan erflaatster gelegateerd en erflaatster, klager en de broer van klager (laatstgenoemde voor zijn legitieme portie) tot zijn erfgenamen benoemd.
3.7.
Op 7 juli 1993 is vader met erflaatster in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
3.8.
Op [overlijdensdatum] is vader overleden en heeft hij als erfgenamen achtergelaten:
- erflaatster voor 7/18 gedeelte van zijn nalatenschap;
- klager voor 7/18 gedeelte van zijn nalatenschap;
- de broer van klager voor 4/18 gedeelte van zijn nalatenschap.
3.9.
Klager is - op grond van het laatstelijk door vader opgemaakte testament en rekening houdend met het feit dat vader en erflaatster in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd - voor 7/36 onverdeeld gedeelte eigenaar van de bungalow geworden.
3.10.
Op 13 april 1995 is de akte van boedelbeschrijving/verdeling/afgifte legaat verleden, waarbij de nalatenschap van vader is beschreven, zijn nalatenschap is verdeeld en aan erflaatster het vruchtgebruik legaat is afgegeven. In deze akte is kennelijk niet vermeld of klager en zijn broer nog een vordering inzake de nalatenschap van moeder hadden.
3.11.
Erflaatster heeft laatstelijk een testament opgemaakt op 21 juni 2012, bij welk testament erflaatster vier erfgenamen heeft benoemd.
3.12.
Erflaatster is op [overlijdensdatum] overleden. Uit een verklaring van erfrecht d.d.
21 augustus 2015 blijkt dat de vier erfgenamen de nalatenschap van erflaatster beneficiair hebben aanvaard en volmacht hebben gegeven aan de notaris om hen te vertegenwoordigen ter zake van het beheer over de nalatenschap alsmede ter zake van de vereffening van de nalatenschap.
3.13.
Bij verzoekschrift van 25 november 2015 heeft klager ten laste van de erven van erflaatster en de notaris - kort gezegd - verzocht:
- een bevel tot rekening en verantwoording;
- een verbod om over te gaan tot de verkoop van de bungalow die in de nalatenschap valt en niet tot verdeling van de goederen over te gaan, totdat in rechte zal zijn beslist over de aanspraken van klager op de nalatenschap, althans een bevel tot zekerheidsstelling.
Bij beschikking van 17 maart 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant zich onbevoegd verklaard ten aanzien van het verzoek tot verbod van verkoop voor zover het op de aanspraak van klager op de nalatenschap en/of mede-eigenaarschap berust en het verzoek voor het overige afgewezen.
3.14.
Bij beschikking van 8 februari 2016 heeft de rechtbank Oost-Brabant de notaris benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster. Bij verzoekschrift van
14 juli 2016 heeft klager genoemde rechtbank primair verzocht om de notaris van zijn taken als vereffenaar te ontslaan en een andere vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster te benoemen en subsidiair om een rechter-commissaris te benoemen die de notaris kan wijzen op zijn taken. Bij beschikking van 22 november 2016 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
3.15.
Klager heeft de notaris q.q. vervolgens in een gerechtelijke procedure betrokken en - primair - een verklaring voor recht gevorderd, inhoudende dat klager een vordering toekomt op de onverdeelde nalatenschap van erflaatster, welke onderbedelingsvordering klager heeft verkregen door het overlijden van zijn moeder en dat de notaris q.q. geen beroep toekomt op verjaring van die vordering en te verklaren voor recht dat deze vordering van klager op de onverdeelde nalatenschap dient te worden begroot op een bedrag van € 449.300,- en de notaris q.q. te veroordelen om voornoemd bedrag te voldoen aan klager.
Advocaat mr. [advocaat] trad in die procedure op als advocaat van de notaris q.q.
Bij vonnis van 1 februari 2017 heeft de rechtbank Oost-Brabant de vorderingen van klager afgewezen.
3.16.
Klager is in hoger beroep gegaan van laatstgenoemd vonnis. Bij arrest van 3 april 2018 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.17.
In 2018 heeft klager een klacht tegen de notaris ingediend bij de kamer (geregistreerd onder klachtnummer SHE/2018/71). Op 20 januari 2020 heeft de kamer uitspraak gedaan in die klachtprocedure. In de beslissing staat vermeld dat de klacht (kort gezegd) uiteenvalt in de volgende onderdelen.
1. De bungalow is niet goed onderhouden door erflaatster. Als gevolg van het achterstallig onderhoud is de waarde van de bungalow gedaald. Deze waardedaling komt voor rekening en risico van (de erven van) erflaatsters nalatenschap. De notaris weigert echter om deze waardedaling ten laste van erflaatsters nalatenschap te brengen, zodat ook klager de dupe is van de waardedaling.
2. De notaris laat zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [advocaat] , terwijl laatstgenoemde de notaris q.q. en/of erflaatsters erfgenamen eerder ook heeft bijgestaan.
De kamer heeft de uitbreiding van de klacht niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ter zitting is gedaan en heeft de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
3.18.
De bungalow is verkocht en op 3 december 2018 geleverd aan een derde.
3.19.
Bij beslissing van 11 november 2019 heeft de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch geoordeeld dat het mr. [advocaat] niet vrij stond om in de hiervoor onder 3.15. genoemde procedure op te treden als advocaat van de notaris q.q. Hoewel de Raad van Discipline heeft geoordeeld dat het mr. [advocaat] wél vrij stond om de notaris in de onder 3.17. genoemde tuchtprocedure bij te staan, heeft mr. [advocaat] besloten om zich terug te trekken.
3.20.
In een door klager aanhangig gemaakte gerechtelijke procedure over de door hem gestelde vordering wegens achterstallig onderhoud van de bungalow hebben klager en de notaris tijdens de zitting van 6 december 2019 een minnelijke schikking getroffen onder het voorbehoud dat erflaatsters erfgenamen akkoord zouden gaan met die schikking. Aan deze voorwaarde is vervolgens voldaan en aan de schikking is inmiddels ook uitvoering gegeven.

4.Standpunt van klager

De klacht van klager valt in de kern uiteen in de volgende onderdelen.
1. De notaris ontkent het achterstallig onderhoud van de bungalow.
2. De notaris heeft lange tijd onduidelijkheid laten bestaan over de vraag of mr. [advocaat] hem nu wel of niet vertegenwoordigde en heeft zich vervolgens (juridisch) altijd door hem laten afschermen.
3. De notaris heeft de verkoop van de bungalow met bijna een jaar onnodig vertraagd door te weigeren om hieraan zijn medewerking te verlenen.
4. De notaris heeft de bungalow de eerste keer door een bevriende taxateur extreem laag laten taxeren, om daarmee de WOZ-waarde van de bungalow te drukken en de waarde van klagers aandeel in de bungalow bewust te marginaliseren. Vervolgens heeft de notaris een nieuwe en objectieve taxatie door twee NVM-taxateurs gesaboteerd en getraineerd.
5. In strijd met erflaatsters testament betrekt de notaris als vereffenaar de vier erfgenamen bij al zijn beslissingen en treedt hij niet op als onafhankelijk vereffenaar in het belang van het beheer van de boedel. De notaris miskent klagers belang als erfgenaam van vader en moeder en als mede-eigenaar van de bungalow en maakt zich daarbij schuldig aan oplichting, ambts- en machtsmisbruik.
6. De notaris heeft klager aanvankelijk verkeerd geïnformeerd over zijn status.
7. De notaris heeft geweigerd de namen en adressen van erflaatsters vier erfgenamen aan klager bekend te maken, terwijl klager samen met deze erfgenamen mede-eigenaar was van de bungalow. Klager heeft een afzonderlijke rechtszaak tegen de notaris moeten voeren om de verstrekking van deze gegevens af te dwingen.
8. De notaris heeft leugens verkondigd en is manipulatief.
9. De notaris reageert niet inhoudelijk op welke concrete vorm van communicatie dan ook.
10. De notaris weigert elke vorm van bemiddeling.
11. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de notaris geen boedelbeschrijving van erflaatsters nalatenschap aan klager verstrekt, terwijl klager schuldeiser is.
12. De notaris heeft klager en de rechter in de onder 3.15. genoemde procedure bij de rechtbank Oost-Brabant misleid door te “shoppen” in het nieuwe en oude erfrecht en daarbij artikel 128 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek onjuist te interpreteren. De notaris heeft er op die manier aan meegewerkt dat het “geboorterecht” (de legitieme portie) van klager ter waarde van meer dan € 500.000,- is gestolen respectievelijk verduisterd.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze betrekking heeft op klachtonderdelen 1, 2, 5 (gedeeltelijk), 6, 7 en 8 (gedeeltelijk) en voor het overige ongegrond verklaard.
Gang van zaken eerste aanleg
5.2.
Klager heeft bezwaren gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Naar het oordeel van het hof behoeven deze bezwaren geen nadere bespreking, nu het hof op de voet van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt de zaak opnieuw in volle omvang behandelt en de door klager gestelde tekortkomingen
- daargelaten de juistheid hiervan - derhalve ten gevolge van de behandeling in hoger beroep zijn hersteld.
Klachtonderdelen 1 tot en met 12
5.3.
Het hof zal de twaalf genoemde klachtonderdelen, anders dan de kamer, niet afzonderlijk bespreken. De kamer is uitgebreid op alle klachtonderdelen ingegaan en heeft per klachtonderdeel uitvoerig gemotiveerd waarom het ongegrond dan wel niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroepschrift van klager, het ter zitting in hoger beroep verklaarde en de antwoorden op vragen van het hof geven geen aanleiding tot een andere beoordeling of motivering dan die van de kamer. Het hof verenigt zich dan ook op alle onderdelen met het oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. Het hof zal de bestreden beslissing derhalve bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.W.M. Tromp en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2021 door de rolraadsheer.