Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had zich op 15 september 2019 schuldig gemaakt aan de diefstal van een scooter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. Het hof voegde artikel 43a en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toe aan de toepasselijke wetsartikelen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, maar het hof oordeelde dat een voorwaardelijk strafdeel niet passend was gezien de recidive van de verdachte binnen een korte tijdspanne. Het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, wat de effectiviteit van een voorwaardelijke straf ondermijnde. Het hof oordeelde dat de op te leggen straf gegrond was op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en bevestigde het vonnis voor het overige.