ECLI:NL:GHAMS:2022:1188

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
23-001840-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991, had een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk opgeslagen op de zolder van zijn woning, wat in strijd is met de wet. De economische politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, maar de verdachte verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat hij spijt had van zijn handelen en inmiddels een stabiel leven had opgebouwd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar heeft de gevangenisstraf van 12 maanden bevestigd. Echter, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar op te leggen, samen met een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn ADHD en de controle over zijn impulsiviteit door medicatie. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een groot risico op ongelukken heeft genomen door het vuurwerk op te slaan in een woonwijk, maar heeft ook de positieve ontwikkelingen in zijn leven meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001840-21
Datum uitspraak: 1 april 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 81-102919-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Door en namens de verdachte is het hof verzocht hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hiertoe is aangevoerd, dat de verdachte zich niet heeft gerealiseerd welk risico hij heeft genomen en dat hij veel spijt heeft van zijn handelen. Hij heeft inmiddels een eigen huurwoning en werkt, met succes, als zelfstandige. De verdachte is ADHD patiënt, maar heeft zijn daaruit voortkomende neiging tot impulsiviteit onder controle met medicijnen. Hij is nu op de goede weg, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal al hetgeen moeizaam is opgebouwd tenietdoen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk gekocht en heeft deze gedurende enkele maanden op de zolder van zijn woning opgeslagen. Ieder particulier gebruik van dergelijk zwaar knalvuurwerk is verboden. Door deze grote partij midden in een woonwijk op te slaan, heeft de verdachte een groot risico op (persoonlijke) ongelukken voor lief genomen. Het hof rekent de verdachte zeer aan dat hij niet heeft stilgestaan bij dit risico.
Hoewel de ernst en de aard van het bewezenverklaarde feit een straf zoals opgelegd in eerste aanleg in dit geval zeker kan rechtvaardigen, heeft het hof in hetgeen is aangevoerd over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in zijn proceshouding aanleiding gezien hem een andere straf op te leggen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. N.A. Schimmel en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 april 2022.