Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1965, had gedurende een periode van tenminste 10 jaar een gezamenlijke huishouding gevoerd met haar (ex)man en hun kinderen, terwijl zij een bijstandsuitkering voor alleenstaande ouders ontving. De verdachte heeft opzettelijk nagelaten om de juiste informatie over haar woonsituatie aan de gemeente te verstrekken, waardoor zij jarenlang onterecht een uitkering heeft ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat het benadelingsbedrag ten minste € 125.000,00 bedraagt en heeft geoordeeld dat de straf zoals opgelegd door de rechtbank, alsook de straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal, onvoldoende recht doet aan de ernst van de fraude. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uur. Het hof heeft deze straf echter verhoogd naar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte heeft geen inzicht getoond in de ernst van haar handelen en het hof heeft geen aanleiding gezien om een andere strafmodaliteit op te leggen, ondanks de gezondheidsproblemen van de verdachte. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 57, 63 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.