3.3De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van Sensegroup afgewezen, en daartoe onder andere het volgende overwogen.
3.3.1Abberdaan c.s. heeft jegens de Sensegroup onrechtmatig gehandeld en wanprestatie gepleegd, en de hoogte van de als gevolg hiervan door Sensegroup geleden schade moet worden vastgesteld. Het gerechtshof heeft in het arrest van 31 maart 2015 geoordeeld dat de door de rechtbank bij vonnis van 4 februari 2014 bepaalde wijze van begroting van die schade wordt bekrachtigd, behalve waar de rechtbank had geoordeeld dat 20% van de omzetdaling als gevolg van het vertrek van onder andere [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] bij Sensegroup voor rekening van Sensegroup moest blijven; voor een dergelijke beperking van de omzetdaling is geen grond. Dat betekent dat voor de begroting van de schade moet worden uitgegaan van 5 jaar waarin de distributieovereenkomst zou hebben voortgeduurd (dus tot 1 mei 2017) en dat bij de vaststelling van de schade rekening moet worden gehouden met het verlies in omzet op bijkomende producten.
3.3.2De rechtbank heeft deskundigenadvies ingewonnen bij [deskundige] en aan deze, kort samengevat en voor zover nog relevant, de volgende vragen voorgelegd:
Wat is het omzetverlies voor Sensegroup ten gevolg van het verlies van de verkoop van Kidde producten over de periode van 1 mei 2012 tot 1 mei 2017 en wat is de bruto winstderving als gevolg hiervan?
Heeft de verkoop door Sensegroup van het vervangende product Xtralis de omzet van Sensegroup vanaf 1 mei 2012 beïnvloed en als dat zo is, welke invloed heeft dat gehad op de omzet en de winstderving?
Is er sprake van omzetverlies en winstderving ten gevolge van de verkoop van bijkomende (aanverwante) Kidde producten?
Welk percentage omzetgroei van Sensegroup acht u redelijk bij de schadebegroting en welke andere punten zijn van belang voor de schadebegroting? En
hoe hoog begroot u de schade van Sensegroup?
3.3.3[deskundige] heeft in zijn definitief rapport de schade begroot op € 232.354,-. [deskundige] heeft daartoe onder andere overwogen :
- dat voor het omzetverlies over de periode 2012 tot 2017 als uitgangspunt dient te worden gekeken naar de omzet over de periode 2007 tot 2012;
- dat het genormaliseerde (dat wil zeggen de van incidentele omzet in de periode 2007 tot 2012 ontdane) omzetverlies op de Kidde producten € 2.915.052,- bedraagt;
- dat de gederfde genormaliseerde bruto winst op Kidde producten € 1.588.018,- bedraagt, alsmede € 268.034,- op bijkomende Kidde producten,
- welke bedragen moeten worden verminderd met €545.432 als bruto winst op een vervangende omzet van € 1.540.260,- aan Xtralis en € 189.458 vanwege marktomstandigheden.
Aldus resteert € 1.121.162,- aan gederfde winst.
Hierop wordt in mindering gebracht € 918.979,- aan uitgespaarde kosten en er wordt aan toegevoegd € 30.171,- vanwege bereddingskosten.
3.3.4De rechtbank overweegt (i):
- dat het hof in het arrest van 31 maart 2015 tot uitgangspunt heeft genomen dat Sensegroup door het wegvallen van de distributieovereenkomst met Kidde niet meer in staat was Kidde producten te blijven verkopen,
- dat uit de reactie van Abberdaan op de conceptrapportage van [deskundige] blijkt dat Sensegroup wel na 1 mei 2012 Kidde producten in haar assortiment heeft gehouden en verkocht,
- dat Sensegroup de deskundige niet duidelijk heeft gemaakt langs welke kanalen zij deze Kidde producten na 1 mei 2012 is blijven inkopen en welke invloed dit precies op de marges heeft gehad.
De rechtbank ziet daarin aanleiding om, vanwege een causaliteitsonzekerheid, een correctie op de schadeopstelling van de deskundige aan te brengen van 50%.
(ii) De rechtbank volgt [deskundige] in zijn overweging dat op de omzet 2007-2012 het project Smeba in mindering dient te worden gebracht (genormaliseerd) omdat dit een eenmalig uitzonderlijk groot project betrof.
(iii) De rechtbank volgt Abberdaan c.s. in haar standpunt dat op de omzet 2007-2012 in mindering moet worden gebracht de omzet van klanten (waaronder Ascom, Chubb, Honeywell, Hertek en Limotec) die nadien concurrent van Sensegroup zijn geworden, omdat Sensegroup die omzet, ook zonder het vertrek van [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] en [A] , zou zijn kwijtgeraakt. Dat leidt tot een vermindering van de berekende omzet van € 210.403,29.
(iv) Aldus resteert volgens de rechtbank een omzetverlies van (€ 1.588.018 -/- € 210.403,29) : 2 = € 688.807,36, in plaats van het door de deskundige berekende bedrag van € 1.588.018.
( v) De rechtbank volgt de deskundige in het meetellen van de verkoop door Sensegroup van het vervangende product Xtralis als vervangende omzet tot een bedrag van € 545.432,-Op dit bedrag past de rechtbank een correctie toe van 50% vanwege causaliteitsonzekerheid.
(vi) Hoewel de rechtbank met Sensegroup van oordeel is dat de deskundige voor wat betreft de groei van de markt in 2012-2017 een rekenfout heeft gemaakt, houdt de rechtbank toch geen rekening met deze groei, omdat het groeipercentage 0,32% bedraagt en daarmee tot een verwaarloosbaar klein bedrag leidt.
(vii) De rechtbank volgt de deskundige in zijn overweging dat over vijf jaar een kostenbesparing is gerealiseerd van € 918.979,-.
(viii) De rechtbank geeft geen oordeel over de hoogte van de door de deskundige vastgestelde bereddingskosten van € 30.171, want ook zonder daarmee rekening te houden bedraagt de aan Abberdaan toe te rekenen winstderving van Sensegroup € 277.392,36, terwijl de door Sensegroup bespaarde kosten € 918.979,- zijn, zodat Sensegroup hoe dan ook geen schade heeft geleden.
(ix) Om die reden behoeven de andere door Abberdaan bij het deskundigenrapport gemaakte kanttekeningen geen bespreking meer, evenmin als het eigen schuldverweer zoals aangevoerd door Abberdaan.
( x) De door Sensegroup gevorderde kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid worden afgewezen, omdat deze de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan.
(xi) De rechtbank compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt, als ook de kosten voor het deskundigenonderzoek, in die zin dat ieder daarvan de helft draagt. Gelet op het afwijzen van de vorderingen van Sensegroup dient het door haar gelegde beslag te worden opgeheven.
3.3.5Tegen dit oordeel en tegen de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen keert Sensegroup zich en zij voert daartoe tien grieven aan.
Grief I richt zich tegen de door de rechtbank toegepaste correctie van 50% (3.3.4 onder i).
Met grief II voert Sensegroup aan dat de rechtbank ten onrechte de omzet van € 384.291,- over het project Smeba heeft genormaliseerd.
Met grief III voert zij aan dat dit ook voor een bedrag van € 210.403,29 is gebeurd.
Grief IV heeft betrekking op het aldus berekende bedrag aan gederfde winst van maximaal € 1.588.018,-.
Grief V ziet op het als vervangende omzet beschouwen van het product Xtralis.
Grief VI heeft betrekking op de vervolgens door de rechtbank gemaakte rekensommen.
Grief VII ziet op het afwijzen van de vordering tot vergoeding van de diverse kosten van in totaal € 206.835,-.
Grief VIII is gericht tegen de kostenveroordeling.
Grief IX is gericht tegen het oordeel dat Sensegroup aldus een deel van de door Abberdaan c.s. voorgeschoten kosten voor de deskundige moet terugbetalen.
Grief X ziet op de opheffing van het beslag.
Abberdaan heeft verweer gevoerd en heeft in verband met de devolutieve werking gewezen op haar in eerste aanleg gemaakte bezwaren tegen het deskundigenrapport.
Het hof oordeelt als volgt.
Genormaliseerde omzet 2007 tot 2012
3.4.1Voor de bepaling van de eventueel door Sensegroup als gevolg van het handelen van Abberdaan c.s. geleden schade over de periode 1 mei 2012 tot 1 mei 2017 dient de financiële situatie van Sensegroup zoals die zich feitelijk heeft voorgedaan in de periode 1 mei 2007 tot 1 mei 2012, vergeleken te worden met de situatie zoals deze naar verwachting in de eerstgenoemde periode zou zijn geweest zonder het onrechtmatig handelen van Abberdaan c.s.”
3.4.2Over de daadwerkelijk door Sensegroup tussen 1 mei 2007 en 1 mei 2012 gemaakte omzet bestaat in hoger beroep geen verschil van mening meer. Slechts staat ter discussie of hierop enige omzet in mindering moet worden gebracht. Allereerst betreft dit de vraag of de omzet uit het Smeba-project moet worden afgetrokken (genormaliseerd), omdat dat een groot eenmalig project was, en die omzet ook zonder het onrechtmatig handelen van Abberdaan c.s. niet zou zijn teruggekeerd, en voorts of de omzet van bedrijven die na 1 mei 2012 waren opgehouden te bestaan dan wel die concurrenten van Sensegroup waren geworden, buiten beschouwing moet worden gelaten (hierna: ‘betwiste omzet’ en ‘betwiste klanten’), omdat ook die omzet zonder het onrechtmatig handelen van Abberdaan c.s. niet zou zijn teruggekeerd.
3.4.3[deskundige] normaliseert de omzet van het Smeba-project; hij doet dat niet ten aanzien van de andere ‘betwiste omzet’ omdat hij niet goed heeft kunnen vaststellen om welke reden de omzet van die ‘betwiste klanten’ vanaf 1 mei 2012 (naar zijn zeggen) is ‘ingeklapt’. Abberdaan c.s. bepleit zowel de Smeba-omzet als de omzet van de betwiste klanten buiten beschouwing te laten; Sensegroup bepleit thans (na in eerste aanleg op enig moment het normaliseren van het Smeba-project wel redelijk te achten) beide omzetten wel mee te tellen en beide dus niet te normaliseren. Het hof acht redenen aanwezig het standpunt van de deskundige te volgen. Dat het Smeba-project een groot, eenmalig project betrof, is door Sensegroup onvoldoende gemotiveerd betwist. Het Smeba-project had betrekking op het Rotterdamse openbaar vervoer. Sensegroup heeft weliswaar aangevoerd dat het Rotterdamse openbaar vervoer omstreeks 2017 tot een nieuw contract zou zijn gekomen, en dat Sensegroup daarop had kunnen meedingen, maar Sensegroup heeft op geen enkele manier duidelijk gemaakt dat zij bij dit veronderstelde nieuwe project een reële kans had gehad. Die uitzondering op de daadwerkelijk door Sensegroup tussen 1 mei 2007 en 1 mei 2012 gemaakte omzet acht het hof daarom gerechtvaardigd. Datzelfde geldt voor de omzet van de klant Hertek, waarvan [deskundige] gemotiveerd heeft gesteld dat het verlies daarvan niet aan Abberdaan c.s. is toe te rekenen. Ten aanzien van de overige ‘betwiste omzet’ geldt het volgende.
3.4.4De gederfde omzet als gevolg van het onrechtmatig handelen van Abberdaan c.s. wordt – bij gebreke van een betere mogelijkheid – berekend door de omzet over de vijf aan het onrechtmatig handelen voorafgaande jaren te vergelijken met die over de vijf jaren daarna. Net zo zeer als dat in die vijf voorgaande jaren omzet zat waarvan onzeker is of die zonder het onrechtmatig handelen zou zijn teruggekeerd, kan er door het onrechtmatig handelen nieuwe omzet (van andere klanten) zijn gemist. In die zin is de berekening gebaseerd op een hypothetische situatie, en om die reden dienen uitzonderingen op de omzet over de voorafgaande vijf jaren beperkt te worden toegepast. De deskundige heeft geoordeeld dat niet goed kan worden beoordeeld op grond waarvan de ‘betwiste omzet’ vanaf 1 mei 2012 is ‘ingeklapt’. Het hof acht zeker niet uitgesloten dat dat te maken heeft met het verlies van de distributieovereenkomst en daarmee het onrechtmatig handelen van Abberdaan c.s, althans acht het hof onvoldoende aannemelijk dat het verlies van die betwiste omzet niet het gevolg was van dat onrechtmatig handelen. Het hof acht daarmee geen redenen aanwezig de gederfde omzet over de periode 1 mei 2007 tot 1 mei 2012 verdergaand te normaliseren dan de deskundige heeft gedaan, en is daarmee dus ook van oordeel dat de rechtbank daar ten onrechte wel toe is overgegaan.
3.4.5Dit betekent dat grief II niet slaagt, maar grief III wel. De rechtbank heeft ten onrechte een ‘afslag’ op de gerealiseerde omzet toegepast van € 210.403,29.
Na 1 mei 2012 gemaakte omzet op Xtralis producten