ECLI:NL:GHAMS:2022:1349
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in verzoekschriftprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.G.S. Roethof, een schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand heeft aangevraagd. Het verzoekschrift is op 4 januari 2022 ingekomen, waarna het openbaar ministerie op 13 april 2022 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 19 april 2022 is de verzoeker niet verschenen, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht.
De verzoeker heeft schadevergoeding gevraagd voor de schade die hij stelt te hebben geleden door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, alsook voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 22 juli 2017 in verzekering is gesteld en op 3 augustus 2017 in vrijheid is gesteld, waarna hij opnieuw in voorlopige hechtenis is genomen en uiteindelijk op 4 april 2018 definitief in vrijheid is gesteld.
Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding van € 21.790,00 voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Daarnaast is er een vergoeding van € 14.963,03 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure is een bedrag van € 680,00 toegewezen, omdat de verzoekschriften gelijktijdig zijn ingediend. De totale vergoeding bedraagt dus € 36.753,03, die aan de verzoeker moet worden overgemaakt.
De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof.