ECLI:NL:GHAMS:2022:1349

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
000018-22 (530 Sv) en 000017-22 (533 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in verzoekschriftprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.G.S. Roethof, een schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand heeft aangevraagd. Het verzoekschrift is op 4 januari 2022 ingekomen, waarna het openbaar ministerie op 13 april 2022 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 19 april 2022 is de verzoeker niet verschenen, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht.

De verzoeker heeft schadevergoeding gevraagd voor de schade die hij stelt te hebben geleden door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, alsook voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 22 juli 2017 in verzekering is gesteld en op 3 augustus 2017 in vrijheid is gesteld, waarna hij opnieuw in voorlopige hechtenis is genomen en uiteindelijk op 4 april 2018 definitief in vrijheid is gesteld.

Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding van € 21.790,00 voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Daarnaast is er een vergoeding van € 14.963,03 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak. Voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure is een bedrag van € 680,00 toegewezen, omdat de verzoekschriften gelijktijdig zijn ingediend. De totale vergoeding bedraagt dus € 36.753,03, die aan de verzoeker moet worden overgemaakt.

De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000018-22 (530 Sv) en 000017-22 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001337-18
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. E.G.S. Roethof,
Ceintuurbaan 67, 1100 AB te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 4 januari 2022 ingekomen.
Op 13 april 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 19 april 2022 de advocaat-generaal en de waarnemend advocaat van de verzoeker, mr. J.T. Brassé, advocaat te Amsterdam, ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 21.590,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 14.283,03;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 1.360,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 18 oktober 2021 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
De verzoeker is op 22 juli 2017 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 25 juli 2017 de voorlopige hechtenis van de verzoeker bevolen. De verzoeker is op 3 augustus 2017 in vrijheid gesteld. Op 13 september 2017 is de voorlopige hechtenis van verzoeker wederom bevolen. Op 4 april 2018 is de verzoeker definitief in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door de verzoeker de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 21.790,00.
Ad b
Na de nadere toelichting van de advocaat van de verzoeker in raadkamer acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 14.283,03.
Ad c
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure. Namens de verzoeker is ten aanzien van deze kosten tweemaal een verzoek ingediend ten bedrage van € 680,00 voor het opstellen, indienen en toelichten van de verzoekschriften op de voet van de artikelen 530 en 533 Sv. In het feit dat deze twee verzoekschriften gelijktijdig zijn ingediend ziet het ziet het hof (conform de LOVS-oriëntatiepunten) aanleiding de kosten van rechtsbijstand voor het opstellen, indienen en toelichten van de verzoekschriften éénmaal toe te wijzen.
Het hof zal derhalve een bedrag toewijzen van € 680,00 voor het opstellen en indienen van de verzoekschriften.

4.Beslissing

Het hof:
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 21.790,00 (eenentwintig duizend zevenhonderdnegentig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 14.963,03 (veertienduizend negenhonderddrieënzestig euro en drie cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.R.O. Mooy, S. Clement en P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 3 mei 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 36.753,03 (zesendertigduizend zevenhonderddrieënvijftig euro en drie cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden mr. E.G.S. Roethof o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 3 mei 2022,
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter.