ECLI:NL:GHAMS:2022:1352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
000115-22 (530 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak met gelijktijdig bestaan van een niet ingetrokken toevoeging

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 3 mei 2022, wordt een verzoek behandeld dat op 2 februari 2022 is ingediend door de verzoeker, geboren in 1988. Het verzoek betreft een vergoeding van kosten die zijn gemaakt in het kader van rechtsbijstand in een strafzaak, met een totaalbedrag van € 2.915,80. De advocaat-generaal heeft op 16 maart 2022 het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt, en op 19 april 2022 heeft het hof de advocaat-generaal gehoord in raadkamer. De verzoeker zelf is echter niet verschenen.

Tijdens de behandeling van het verzoek is gebleken dat er een niet ingetrokken toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand bestaat, die op 8 februari 2021 is afgegeven. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 7 april 2022 bevestigd dat deze toevoeging niet is gedeclareerd en ook niet is ingetrokken. Dit roept vragen op over de gelijktijdige indiening van het verzoek tot vergoeding van kosten door de verzoeker, terwijl er ook een actieve toevoeging bestaat.

Het hof heeft besloten het onderzoek in openbare raadkamer te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, zodat de verzoeker en zijn voormalig raadsman de gelegenheid krijgen om opheldering te geven over de betaling van de kosten van de rechtsbijstand en de status van de niet ingetrokken toevoeging. De beslissing om het onderzoek te heropenen en de oproeping van de verzoeker voor de volgende zitting zijn ook opgenomen in deze beschikking.

Uitspraak

tussenbeschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000115-22 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001827-20
Tussenbeschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 2 februari 2022 ingekomen.
Op 16 maart 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 19 april 2022 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
a. kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 2.915,80.

3.Beoordeling van het verzoek

Namens de verzoeker is door [verzekeraar] op 2 februari 2022 een verzoekschrift ingediend in verband met kosten die zijn gemaakt in het kader van rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer.
Op 10 maart 2022 heeft de voormalig raadsman van de verzoeker die hem rechtsbijstand heeft verleend in de strafzaak met voormeld parketnummer per e-mailbericht aangegeven geen bemoeienis te hebben met het ingediende verzoekschrift. Hij heeft daarbij tevens opgemerkt dat voor zover hij weet de verzoeker de aanspraak op vergoeding aan [verzekeraar] heeft gecedeerd op grond van de polisvoorwaarden.
Op 14 maart 2022 heeft [verzekeraar] per e-mailbericht te kennen gegeven dat het verzoekschrift door de verzoeker zelf is ingediend en dat dit via hen aan het hof is toegezonden. [verzekeraar] heeft daarbij tevens verzocht toekomstige berichten aan de verzoeker zelf te richten en niet aan zijn voormalig raadsman.
Op 11 maart 2022 heeft de Raad voor Rechtsbijstand per e-mailbericht het hof bericht dat er in de strafzaak met voormeld parketnummer een toevoeging is afgegeven onder kenmerk ‘[kenmerk]’ op 8 februari 2021. Op 7 april 2022 heeft de Raad voor Rechtsbijstand per e-mailbericht naar aanleiding van vragen van de griffier te kennen gegeven dat deze toevoeging niet is gedeclareerd en ook niet is ingetrokken.
De verzoeker is – hoewel hij behoorlijk is opgeroepen – op 19 april 2022 niet in raadkamer verschenen.
Tijdens de beraadslaging in raadkamer heeft het hof geconstateerd dat het op 19 april 2022 gesloten onderzoek niet volledig is geweest, nu onduidelijk is waarom sprake is van het gelijktijdig bestaan van een niet introkken toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand en een namens de verzoeker ingediend verzoek tot vergoeding van kosten die zijn gemaakt in het kader van rechtsbijstand in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het onderzoek in openbare raadkamer zal worden heropend en meteen geschorst voor onbepaalde tijd teneinde de verzoeker / zijn voormalig raadsman in de gelegenheid te stellen opheldering te geven over de betaling van de kosten van de rechtsbijstand en de niet ingetrokken toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand.

4.Beslissing

Het hof :
Heropent het op 19 april 2022 gesloten onderzoek in openbare raadkamer;
Schorst dat onderzoek voor onbepaalde tijd;
Beveelt de oproeping van de verzoeker tegen de volgende zitting;
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.R.O. Mooy, S. Clement en P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 3 mei 2022.